SolidWorks® tutorial voor VMBO en MBO
SolidWorks Corporation 300 Baker Avenue Concord, Massachusetts 01742 USA Phone +1-800-693-9000 SolidWorks Benelux RTC Building Jan Ligthartstraat 1 1800 GH Alkmaar, Netherlands Tel: +31 (0)72 514 3550
Outside the U.S.: +1-978-371-5011 Fax: +1-978-371-7303 Email:
[email protected] Web: http://www.solidworks.com/education
© 1995-2005, SolidWorks Corporation 300 Baker Avenue Concord, Massachusetts 01742 USA All Rights Reserved U.S. Patents 5,815,154; 6,219,049; 6,219,055 SolidWorks Corporation is a Dassault Systemes S.A. (Nasdaq:DASTY) company. The information and the software discussed in this document are subject to change without notice and should not be considered commitments by SolidWorks Corporation. No material may be reproduced or transmitted in any form or by any means, electronic or mechanical, for any purpose without the express written permission of SolidWorks Corporation. The software discussed in this document is furnished under a license and may be used or copied only in accordance with the terms of this license. All warranties given by SolidWorks Corporation as to the software and documentation are set forth in the SolidWorks Corporation License and Subscription Service Agreement, and nothing stated in, or implied by, this document or its contents shall be considered or deemed a modification or amendment of such warranties.
COMMERCIAL COMPUTER SOFTWARE - PROPRIETARY U.S. Government Restricted Rights. Use, duplication, or disclosure by the government is subject to restrictions as set forth in FAR 52.227-19 (Commercial Computer Software - Restricted Rights), DFARS 227.7202 (Commercial Computer Software and Commercial Computer Software Documentation), and in the license agreement, as applicable. Contractor/Manufacturer: SolidWorks Corporation, 300 Baker Avenue, Concord, Massachusetts 01742 USA Portions of this software are copyrighted by and are the property of Electronic Data Systems Corporation or its subsidiaries, copyright© 2005 Portions of this software © 1999, 2002-2005 ComponentOne Portions of this software © 1990-2005 D-Cubed Limited. Portions of this product are distributed under license from DC Micro Development, Copyright © 1994-2002 DC Micro Development, Inc. All rights reserved
SolidWorks® is a registered trademark of SolidWorks Corporation.
Portions © eHelp Corporation. All rights reserved.
SolidWorks 2005 is a product name of SolidWorks Corporation.
Portions of this software © 1998-2005 Geometric Software Solutions Co. Limited.
FeatureManager® is a jointly owned registered trademark of SolidWorks Corporation.
Portions of this software © 1986-2005 mental images GmbH & Co. KG
Feature Palette™, PhotoWorks™, and PDMWorks™ are trademarks of SolidWorks Corporation.
Portions of this software © 1996 Microsoft Corporation. All Rights Reserved.
ACIS® is a registered trademark of Spatial Corporation.
Portions of this software © 1995-2005 Spatial Corporation.
FeatureWorks® is a registered trademark of Geometric Software Solutions Co. Limited.
Portions of this software © 2005, Structural Research & Analysis Corp.
GLOBEtrotter® and FLEXlm® are registered trademarks of Globetrotter Software, Inc.
Portions of this software © 1997-2005 Tech Soft America.
Other brand or product names are trademarks or registered trademarks of their respective holders.
Portions of this software © 1999-2005 Viewpoint Corporation.
Portions of this software © 2001, SIMULOG.
Portions of this software © 1994-2005, Visual Kinematics, Inc. All Rights Reserved
Voorwoord
2
Voorwoord SolidWorks is vandaag de dag een van de meest gebruikte 3D-CAD programma’s. Hoewel SolidWorks erg gebruiksvriendelijk is, is moet je natuurlijk wel even doorkrijgen hoe het programma werkt. Daarvoor is deze tutorial bedoeld. In de loop van deze tutorial maak je kennis met de belangrijkste functies van SolidWorks. Dat doen we aan de hand van een eenvoudig voorbeeld: een speelgoed treintje. Je leert hoe je de losse onderdelen moet modelleren, hoe je deze daarna samenvoegt, hoe je een technische tekening maakt, en tot slot hoe je een mooie presentatie van het model kunt maken. Na het doorlopen van deze tutorial weet je dus genoeg van SolidWorks om elk (niet al te ingewikkeld) product te modelleren en te tekenen. SolidWorks is een enorm uitgebreid programma. Er zijn daarom veel functies die in deze tutorial niet aan de orde zullen komen. En van de functies die we wel bespreken, zullen veel opties en instellingen niet behandeld worden. Wil je informatie over de geavanceerdere functies van SolidWorks, dan kun je het beste een boek over SolidWorks gebruiken, of de help-functie (in het Engels) raadplegen. Maar ook door zelf dingen uit te proberen kom je meestal een heel eind. In het laatste hoofdstuk van deze tutorial worden enkele andere boeken en tutorials genoemd. Gebruik van de tutorial In deze tutorial wordt elke stap die je moet zetten duidelijk beschreven. De illustraties bij elke stap helpen om te begrijpen wat je precies moet doen. Op die manier kun zonder veel problemen alle oefeningen maken. Soms is het echter belangrijk dat je iets meer begrijpt van wat er precies gebeurt, of hoe SolidWorks precies werkt. In zo’n geval kun je ook de achtergrondinformatie lezen. Deze achtergrondinformatie is duidelijk herkenbaar aan de grijze achtergrond. Als je alle achtergrondinformatie bestudeert, leer je SolidWorks echt goed kennen. Veel succes met deze tutorial en heel veel tekenplezier! Juni 2007 Arnoud Breedveld.
Voorwoord
3
Inhoud Voorwoord .................................................................................................... 3 Inhoud.......................................................................................................... 4 2D en 3D ...................................................................................................... 5 Oefening 1: Het eerste model ......................................................................... 6 Oefening 2: Wijzigen van het model .............................................................. 25 Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! ................................................................. 33 Oefening 4: Enkele veelgebruikte features ..................................................... 40 Oefening 5: Relaties in sketches.................................................................... 56 Oefening 6: Roteren en patronen .................................................................. 67 Oefening 7: Samenstelling ............................................................................ 89 Oefening 8: Het maken van een technische tekening .................................... 110 Oefening 9: Het maken van een rendering ................................................... 134 Oefening 10: Zelf modelleren ...................................................................... 151 Hoe nu verder?.......................................................................................... 158
Inhoud
4
2D en 3D In het voorwoord is het al gezegd: SolidWorks is een 3D-CAD programma. Wat houdt dat nou precies in? Om dat uit te leggen, beginnen we bij het begin. Als je een product tekent, met potlood op een vel papier, dan bepaal je zelf wat je precies tekent: de voorkant, de zijkant, of misschien maak je een perspectieftekening. Dit noemen we een 2D-tekening, ofwel een tweedimensionale tekening. Met de eerste CAD-programma’s kon je alleen dit soort tekeningen maken, alleen dan niet met een potlood maar met een computer.
Een 2D-tekening Een 3D-CAD programma, zoals SolidWorks werkt anders. Hierin maak je niet een platte tekening, maar maak je echt een ruimtelijk model. Je kunt dit model op het computerscherm draaien zoals je wilt, en dus ook van elke kant, en in elk detail bekijken. Je maakt dan niet meer echt een “tekening”, en je bent dan ook niet aan het “tekenen”. We spreken daarom liever van een model, en je bent aan het modelleren.
Een 3D-model kun je van elke kant bekijken. Overigens kun je met een 3D-CAD programma natuurlijk ook 2D-tekeningen maken, maar je tekent die dan niet lijntje voor lijntje, zoals bij een 2D-CAD programma. In een 3D-CAD programma maak je eerst het 3D-model, en daar kun je de tekeningen “automatisch” van afleiden. In oefening 8 van deze tutorial zullen we zien hoe dat werkt. Maar laten we nu beginnen met het maken van het eerste 3D-model!
2D en 3D
5
Oefening 1: Het eerste model In deze eerste oefening maak je kennis met SolidWorks. We starten met het modelleren van de trein. Daarbij leer je hoe je het programma moet bedienen, en maak je kennis met een paar basisprincipes. Je leert vormen extruderen en afronden.
1
Start SolidWorks. Dit doe je door SolidWorks op te zoeken in het Start-menu van Windows. Misschien staat er ook op het bureaublad wel een snelkoppeling waar je dubbel op kunt klikken. Nadat SolidWorks helemaal opgestart is, zie je een scherm zoals hiernaast. Afhankelijk van de versie waar je mee werkt, en de instellingen die je gebruikt, kan het startscherm er anders uitzien.
Oefening 1: Het eerste model
6
2
Er is nu nog geen bestand geopend. Om dat te doen klik je links bovenin op het eerste knopje: New.
Nu verschijnt het menu hiernaast:
Achtergrond: soorten bestanden
SolidWorks kent drie soorten bestanden, waar je uit moet kiezen op het moment dat je een nieuw bestand wilt openen: 1.
Part: een onderdeel
2.
Assembly: een product dat bestaat uit een aantal onderdelen (Parts)
3.
Drawing: een technische tekening van een Part of een Assembly.
Om een Assembly of een Drawing te maken, moet je altijd eerst een Part hebben! 3
Klik in het menu op Part, en daarna op OK. SolidWorks start nu verder op, en het scherm hiernaast verschijnt.
Achtergrond: deling
schermin-
Oefening 1: Het eerste model
Op het scherm staan nu een paar belangrijke menu’s: •
Pulldown menu’s: Dit zijn de standaard-menu’s die je uit elk Windows-programma kent. Vrijwel alle commando’s van SolidWorks zijn 7
hierin terug te vinden. •
Standard-menubalk en View-menubalk: Deze twee menubalken zijn meestal zichtbaar, er staan enkele veelgebruikte commando’s in.
•
CommandManager: In deze menubalk is erg belangrijk. Je vindt hier de commando’s die je het meeste nodig hebt tijdens het modelleren. In de CommandManager kunnen verschillende knoppen verschijnen. Soms gaat dat automatisch, maar je kunt ook zelf bepalen welke knoppen je ziet, door op de meest linkse knoppen, Sketch of Features te klikken.
•
FeatureManager en PropertyManager. In dit gedeelte kun je zien hoe je model in elkaar zit, en kun je eigenschappen instellen. Terwijl je werkt, zal er steeds iets anders te zien zijn in dit gebied.
Het is belangrijk dat je deze namen kent. In deze tutorial wordt vaak naar deze menu’s verwezen. 4
Klik nu in de FeatureManager (links op het scherm) op “Top Plane”. Je ziet dat het vlak nu geselecteerd is in het werkveld. Op dit vlak gaan we nu een eenvoudige tekening (een sketch) maken.
5
Klik in de CommandManager op de knop Sketch.
Nu verschijnen in de CommandManager de commando’s om een sketch te maken. 6
Klik nu in de CommandManager op Rectangle, om een rechthoek te tekenen.
Je ziet nu dat het vlak dat je geselecteerd had (het “Top Plane”) naar je toe draait, zodat je goed kunt zien wat je gaat tekenen.
Oefening 1: Het eerste model
8
7
Voor het eerste punt van de rechthoek klik je precies op het nulpunt (origin), dat je herkent als twee rode pijltjes. De cursor ziet er (vlak voordat je klikt) uit zoals je hiernaast ziet.
8
Beweeg nu de muis weg van het nulpunt, je ziet dat de rechthoek getekend wordt. Bij de muis wordt de afmeting van het rechthoekje aangegeven. Klik nu ergens op een willekeurige plek om het tweede punt van de rechthoek op te geven. De rechthoek wordt nu echt getekend. Achtergrond: Klikken en Slepen
Zoals in alle Windows-programma’s, is er ook in SolidWorks een verschil tussen klikken en slepen. Met klikken wordt bedoeld: de muisknop indrukken en meteen weer loslaten. Met slepen wordt bedoeld: de muisknop indrukken en ingedrukt houden, dan de muis verplaatsen en vervolgens de muisknop loslaten. In SolidWorks kun je beide technieken vaak door elkaar gebruiken. Bijvoorbeeld bij het rechthoekje dat je bij de vorige stap getekend hebt. Je kon dit doen door op elk hoekpunt te klikken, of door van het ene naar het andere hoekpunt te slepen.
Achtergrond: het beëindigen van een commando in een sketch
Wanneer je in een sketch een element tekent, zoals bijvoorbeeld het rechthoekje in de vorige stap, dan blijft SolidWorks in dat commando. Met andere woorden. Klik je nu opnieuw ergens, dat begint SolidWorks onmiddellijk opnieuw een rechthoek te tekenen, en dat zal meestal niet de bedoeling zijn. Om een commando af te breken, kun je het beste één van de volgende drie methoden gebruiken: 1. Ga gewoon door met werken, klik het commando aan dat je nu nodig hebt, het vorige commando wordt automatisch afgebroken. 2. Druk op het toetsenbord op
(Escape). 3. Klik in de Standard-toolbar op Select
Achtergrond: het weggooien van elementen in Oefening 1: Het eerste model
.
Heb je teveel getekend, of dingen die helemaal niet kloppen, dan moet je die weggooien. Dat doe je als volgt: 9
een sketch
1. Breek eerst het actieve commando af, door op het toetsenbord op te drukken. 2. Klik op het element dat je wilt weggooien. Dit wordt dan groen van kleur, wat aangeeft dat het geselecteerd is. 3. Druk op het toetsenbord op . Wil je meerdere elementen tegelijk selecteren, om ze in één keer weg te gooien: houdt dan op het toetsenbord de -toets (Control) ingedrukt terwijl je de elementen aanklikt. Wil je heel veel elementen tegelijk selecteren: klik dan ergens (niét op een element) en sleep een kader om de elementen heen die je wilt selecteren.
9
We gaan nu de maat van de rechthoek nauwkeurig opgeven. Klik nu in de CommandManager op Smart Dimensions.
Klik de horizontale lijn van de rechthoek aan. Beweeg de muis nu naar boven, en klik nog een keer om de maat te plaatsen. Nu verschijnt een klein menuutje, waarin je de waarde van de maat kunt aanpassen. 10
Vul als maat voor de lengte 120 in, en klik op OK.
Achtergrond: mateneenheden
11
In deze tutorial gaan we er vanuit dat je in millimeters werkt. Dat is bij het modelleren van producten verreweg het meest gangbaar. Normaalgesproken kiest SolidWorks dan ook automatisch voor mm. Het kan echter zijn dat bij de installatie van SolidWorks voor andere eenheden gekozen is, bijvoorbeeld meters. In dat geval moet je even opletten: tik in dat geval achter de maat altijd mm in, dus in het voorbeeld hierboven niet ‘120’, maar ‘120mm’
Plaats nu op dezelfde manier ook een maat voor de hoogte van de rechthoek: klik eerst op de lijn, klik daarna naast de sketch om de maat te plaatsen. Maak de lengte van deze lijn 60.
Achtergrond: de Sketch Oefening 1: Het eerste model
Je hebt nu een sketch gemaakt. Een sketch is een platte lijntekening, die je straks kunt gebruiken om een 3D object mee te maken. Merk op dat het in 10
een sketch niet mogelijk is om meteen nauwkeurig te tekenen: eerst teken je wat je ongeveer wilt hebben, daarna voeg je maten toe om exact te maken wat je wilt hebben. De sketch is de basis van alles wat je maakt in SolidWorks. Het tekenen van deze rechthoek was eenvoudig, maar je zult later merken dat het maken van een goede sketch vaak erg lastig is. We komen in deze tutorial nog vaak terug op het maken van sketches. 12
Van de sketch gaan we nu een 3D object maken. Klik daarvoor in de CommandManager eerst op Features (om de juiste knoppen te voorschijn te halen) en Extruded daarna op Boss/Base.
Het beeld wordt weer automatisch geroteerd, en je ziet nu het driedimensionale blok verschijnen. 13
Nu moet je de hoogte van het blok bepalen. Dit doe je in de PropertyManager, aan de linkerkant van het scherm. Vul achter het knopje depth hoogte in van 20, en
14
een
Klik in de PropertyManager op OK (het groene vinkje).
Achtergrond: het feature
Je hebt nu je eerste feature gemaakt: een blokje! Elk element dat je maakt in SolidWorks heet een feature. Een blokje, een gat, een afronding: je noemt dit allemaal features. In de FeatureManager zie je je eerste feature terug met de naam Extrude1. Laten we nog even kijken wat je nu precies gedaan hebt: 1. Je hebt een sketch gemaakt (de tekening met de rechthoek) 2. Deze sketch heb je gebruikt om een feature te maken. Je hebt de sketch
Oefening 1: Het eerste model
11
daarvoor “geëxtrudeerd” (verlengd). In SolidWorks is dit vrijwel altijd de werkwijze. Je begint met het maken van een sketch, deze sketch gebruik je daarna om een feature te maken. 15
We gaan nu verder met het model. Eerst gaan we een afronding maken. Klik daarvoor in de CommandManager op Fillet.
Links in het scherm, in de PropertyManager, kun je nu een aantal instellingen maken voor de afronding:
16
•
Vul voor 5mm in.
•
Selecteer de optie Full Preview. Je ziet dan in het model precies wat je doet.
de
radius
Nu moet je de juiste elementen selecteren die afgerond moeten worden. Selecteer het bovenste vlak van het blok, en de vier verticale ribben. Je model ziet er dan uit als in de illustratie hiernaast.
Achtergrond: het selecteren van elementen (bij het maken van een feature)
Oefening 1: Het eerste model
Bij het maken van een feature moet je vaak elementen selecteren. Als dat het geval is, zie je in de PropertyManager een roze vlak. Daarin kun je elementen toevoegen of verwijderen. Het selecteren van de juiste elementen is niet altijd eenvoudig. Om te beginnen moet je je realiseren dat je van een model verschillende soorten elementen kunt selecteren: •
een Face is een vlak van een model
•
een Edge is de rand van een Face
•
een Vertex is het eindpunt van een Edge 12
Wanneer je de muis over je model beweegt, verandert die steeds van vorm, afhankelijk van het element waar die zich boven bevindt. Zo zie je wat je gaat selecteren als je op dat moment klikt.
Een element dat je selecteert door er op te klikken wordt in het model groen, en verschijnt ook in het roze vlak in de PropertyManager. Selecteer je een verkeerd element, dan kun je dat op twee manieren ongedaan maken: 1. Klik nog een keer op dat element in het model. 2. Klik het element aan in het roze vlak in de PropertyManager, en druk op het toetsenbord op . 17
Heb je de juiste elementen geselecteerd, klik dan op OK. De afrondingen worden nu gemaakt, en je ziet een tweede feature in de FeatureManager verschijnen.
Achtergrond: van het model
opbouw
We gaan nu een tweede blokje bovenop het model maken. Dit doen we op precies dezelfde manier als het eerste blokje, alleen maken we nu de sketch op het bovenste vlak (face) van het al bestaande blokje. Merk op dat je in SolidWorks op elk plat vlak een sketch kunt maken, en deze kunt gebruiken voor bijvoorbeeld een extrusie of om een gat mee te maken.
18
Selecteer het bovenvlak van het blokje, door er op te klikken.
19
Klik in de CommandManager eerst op de knop Sketch om de sketchcommando’s zichtbaar te maken, en vervolgens op
Oefening 1: Het eerste model
13
Rectangle.
20
Klik voor het eerste punt precies op de vertex (hoekpunt) van vlak.
21
Klik voor het tweede punt ergens op de edge (zijkant) van het vlak.
Achtergrond: sche relaties 1
automati-
Wanneer je in een sketch bijvoorbeeld een lijn tekent, en je klikt voor het begin- of eindpunt precies op een vertex of een edge, dan neemt SolidWorks aan dat je wilt dat het punt ook echt op dat element komt te liggen. Het begin- of eindpunt van die lijn ligt dan vast, en dat kun je daarna niet meer (zomaar) verplaatsen. Tijdens het tekenen zie je dat als hele kleine gele symbooltjes bij de muis, na het tekenen worden dit blauwe symbooltjes in de sketch. Dit zijn relaties, hier komen we later op terug. Belangrijk: Het is natuurlijk handig dat als je op een vertex klikt, het punt meteen vast ligt, maar soms wil je dat juist niet. In zo’n geval moet je dus juist niét op een bestaand element klikken. Let dus altijd goed op of je wel of niet op een element klikt.
Oefening 1: Het eerste model
14
22
Voeg nu één maat toe: de breedte van 30. Doe dit met Smart Dimension
De lengte van de rechthoek is al bepaald doordat je de twee hoekpunten op andere elementen geplaatst hebt. De lengte hoef (en mag) je dus niet nog een keer te bematen. 23
Klik in de CommandManager eerst op Features, zodat je de juiste commando’s te zien krijgt, en daarna op Extruded Boss/Base.
Geef in de PropertyManager een hoogte op van 50 voor de extrusie.
24
Klik op OK.
Oefening 1: Het eerste model
15
25
Gebruik het Fillet-feature om de bovenkant van het blok af te ronden zoals hiernaast te zien is.
Selecteer de twee edges van het blok, geef als radius 10mm op. Je kunt de edges één voor één selecteren, ze verschijnen dan in het roze vlak in de PropertyManager. Achtergrond: roteren en zoomen
Naarmate je model complexer wordt, wordt het ook steeds belangrijker om in- en uit te kunnen zoomen, en om je model te roteren. Eigenlijk heb je daar in SolidWorks alleen het scroll-wieltje van je muis voor nodig. •
In- en uitzoomen doe je door het scrollwieltje te verdraaien. De plaats van de muis bepaalt op welk punt van het model je in- of uitzoomt.
•
Je model roteren doe je door het scrollwieltje in de drukken, en vervolgens de muis te bewegen.
Je zal even moeten oefenen om op deze manier het model op de gewenste manier in beeld te krijgen. Mocht het helemaal niet lukken, dan kun je het model op de volgende manier weer in de uitgangspositie zetten: Klik in de View-toolbar op Standard Views.
Er verschijnt nu een uitklapmenu waaruit je de gewenste positie kunt kiezen, bijvoorbeeld Trimetric voor de normale positie.
Oefening 1: Het eerste model
16
26
27
Selecteer nu het voorvlak van het blok dat we als laatste gemaakt hebben. We gaan nu op dit vlak een sketch maken voor de laatste extrusie van deze oefening.
Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het uitklapmenu op Normal to.
Met deze functie draait het geselecteerde vlak naar je toe. Je kijkt nu recht op de sketch, zodat je goed kunt zien wat je tekent. De sketch die we nu gaan maken is iets ingewikkelder dan de twee hiervoor.
28
Klik in de CommandManager op Sketch om de juiste knoppen zichtbaar te maken, en vervolgens op Centerline.
29
Plaats de muis boven het midden van de bovenste edge. Het middelpunt van de edge verschijnt nu, zodat je erop kunt klikken. Let er bij deze en de volgende stap steeds op dat de cursor er precies zo uitziet als in de illustraties hiernaast. Alleen wanneer de gele
Oefening 1: Het eerste model
17
symbooltjes zichtbaar zijn op het moment dat je klikt, weet je zeker dat de lijn goed getekend wordt.
30
Klik nu op het middelpunt van de onderste edge. Om het Centerlinecommando af te breken druk je op het toetsenbord op . Ook kun je simpelweg een ander commando selecteren.
31
Klik nu in de CommandManager op Line.
Klik nu achtereenvolgens op de volgende punten: 1. Klik op het onderste eindpunt van de centerline 2. Klik ongeveer 15mm naar links 3. Klik ongeveer 15mm naar boven
Achtergrond: sche relaties 2
automati-
Oefening 1: Het eerste model
Merk op dat SolidWorks automatisch horizontaal en verticaal ‘snapt’ wanneer je lijnen tekent. Je hoeft daarvoor niets speciaals te doen. Onthoud verder dat je ook nu weer niet nauwkeurig tekent. Je klikt op afstanden van ongeveer 15mm, de exacte maten geef je straks op. De afstand wordt tijdens het tekenen bij de cursor weergegeven.
18
32
Klik nu in de CommandManager op Tangent Arc
Klik op het laatste eindpunt van de lijnen die je getekend hebt. Beweeg de cursor vanuit dit punt naar boven. Je ziet dat er nu een cirkelboog getekend wordt. Gaat de boog de verkeerde richting uit, plaats de cursor dan opnieuw op het eindpunt van de lijn (zonder te klikken!) en dan weer opnieuw omhoog. 33
Plaats het eindpunt van de cirkelboog ergens op de hartlijn. Breek het Tangent Arccommando af door op het toetsenbord op de toets te drukken.
34
Selecteer alle elementen die je zojuist getekend hebt (ook de centerline) door er een kader omheen te slepen.
Oefening 1: Het eerste model
19
Achtergrond: selecteren van meerdere elementen in een sketch
Wil je meerdere elementen selecteren, om daarmee iets te doen (bijvoorbeeld spiegelen, of weggooien), dan heb je daarvoor twee technieken die je kunt gebruiken. 1. Druk op het toetsenbord de -toets in, en houd deze ingedrukt. Klik vervolgens één voor één alle elementen aan die je wilt selecteren. 2. Gebruik een kader. Klik ergens in het werkveld (maar niét op een element) en sleep nu een kader om de elementen heen die je wilt selecteren. Alle elementen binnen het kader worden nu geselecteerd. Je kunt beide technieken ook door elkaar heen gebruiken, dus bijvoorbeeld: eerst met een kader een aantal elementen selecteren, daarna de toets indrukken, en andere elementen erbij selecteren Selecteer je een verkeerd element? Klik er dan (met de -toets ingedrukt) nog een keer op. Geselecteerde elementen worden groen, en zijn dus makkelijk te herkennen. Wil je opnieuw beginnen met je selectie, Klik ergens in het werkveld (maar niét op een element). Er is nu niets meer geselecteerd.
35
Klik in de CommandManager op Mirror Entities.
Misschien kun je deze knop niet meteen vinden. Deze zit dan in het ‘verlengde’ menu (het deel dat niet op je beeldscherm past): klik op de twee kleine pijltjes helemaal rechts in de CommandManager om dit menu zichtbaar te maken.
Achtergrond: sche relaties 3
automati-
Oefening 1: Het eerste model
Merk op dat door het spiegelen een groot aantal relaties automatisch aan de sketch toegevoegd worden. Deze zorgen ervoor dat de elementen die je gespiegeld hebt altijd symmetrisch blijven ten opzichte van de hartlijn, ook als je daarna de sketch verandert.
20
36
Voeg nu met Smart Dimensions eerst de horizontale maat 30 toe.
Klik daarvoor eerst op de lijn, daarna onder de lijn om de maat te plaatsen. Het bekende menuutje verschijnt, en je kunt de waarde 30 invoeren.
37
Voeg nu, ook met Smart Dimensions, de radiusbemating 15 toe.
Klik daarvoor eerst op de cirkelboog, daarna naast de cirkelboog om de maat te plaatsen.
38
Klik voor de laatste maat weer op Smart Dimensions.
Klik eerst op de onderste horizontale lijn van de sketch. Klik (terwijl de maat al aan de cursor hangt) op het bovenste punt van de cirkel
Oefening 1: Het eerste model
21
39
Klik nu naast de sketch om de maat te plaatsen.
Achtergrond: bematen
Een maat plaats je met de functie Smart Dimensions, zoals je al een paar keer gezien hebt. Met dit commando kun je de maat van een element opgeven, bijvoorbeeld de lengte van een lijn, of de radius van een cirkelboog. Je doet dan het volgende: 1. Je klikt op het element 2. Je klikt ergens (niet op een element) om de maat te plaatsen. Je kunt echter ook de afstand tussen twee elementen opgeven, bijvoorbeeld tussen twee evenwijdige lijnen, of tussen een lijn en een eindpunt van een ander element. Je doet dan het volgende: 1. Je klikt op het eerste element 2. Je klikt op het tweede element 3. Je klikt ergens (niet op een element) om de maat te plaatsen. Op dezelfde manier kun je ook de hoek tussen twee niet-evenwijdige lijnen opgeven.
40
Klik in de CommandManaExtruded ger op
Boss/Base.
Roteer het model (druk het scroll-wieltje op de muis in) zodat je goed kunt zien wat er gebeurt.
Oefening 1: Het eerste model
22
41
Kies in de PropertyManager bij Direction1 de optie Up To Vertex, en klik in het model het hoekpunt aan, zoals dat in de illustratie hiernaast, helemaal aan de rechter kant, is aangegeven. Klik op OK.
Achtergrond: intelligentie in het model
Bij de extrusie die je zojuist gemaakt hebt, heb je niet de lengte opgegeven, zoals je dat bij de eerste twee vormen wel gedaan hebt. In plaats daarvan heb je gezegd dat de vorm tot een bepaalde Vertex (een punt) moet lopen. Het model wordt hierdoor “intelligent”: ook al ga je straks de lengte van het onderste deel wijzigen, het bovenste deel zal altijd tot aan het geselecteerde punt blijven lopen.
42
Klik in de CommandManager op Fillet
Geef in de PropertyManager als radius 15mm op, en zorg dat de opties Full Preview en Tangent Propagation aangevinkt zijn. De optie Tangent Propagation zorgt ervoor dat niet alleen de lijn of cirkelboog die je selecteert afgerond wordt, maar ook alle aansluitende lijnen of cirkelbogen. Selecteer nu een edge aan de voorkant van de vorm die je zojuist geëxtrudeerd hebt.
Oefening 1: Het eerste model
23
43
Klik op OK.
44
Klik nu in de Standard Toolbar op Save, en sla je model op. Geef het als naam huislocomotief.sldprt. Het laatste deel van de naam (.sldprt) zet SolidWorks er zelf achter.
Samenvatting
Tot zover deze eerste oefening. Laten we nog even op een rijtje zetten wat je geleerd hebt: •
Je hebt de belangrijkste menu’s leren kennen, en gezien hoe je SolidWorks moet bedienen;
•
Je hebt geleerd wat een sketch is en wat een feature is;
•
Je hebt geleerd een eenvoudige sketch te maken;
•
Je hebt kennis gemaakt met eenvoudige relaties in een sketch
•
Je hebt de features Extrude Boss en Fillet gebruikt;
•
Je hebt gezien hoe je kan in- en uitzoomen en kan roteren.
Je bent nu al aardig vertrouwd met SolidWorks, de belangrijkste handelingen heb je gezien. In de volgende oefening gaan we bekijken hoe je het model kunt wijzigen.
Oefening 1: Het eerste model
24
Oefening 2: Wijzigen van het model Een van de belangrijkste voordelen van SolidWorks is dat je alles wat je gemodelleerd hebt, later kunt wijzigen. Het kan zijn dat je alleen een maat wilt wijzigen, maar net zo makkelijk kun je ook een hele sketch veranderen. Het is daarom bijna nooit nodig om een onderdeel weg te gooien en opnieuw te maken. We laten in dit hoofdstuk een paar voorbeelden zien. 1
Open eerst het bestand uit de vorige oefening: huislocomotief.sldprt. Klik in de Standard-toolbar op Open, en zoek het bestand op. We gaan de lengte van de trein nu aanpassen.
2
Dubbelklik op een vlak van het onderste deel van de trein. Je ziet nu alle maten van dat onderdeel verschijnen.
Oefening 2: Wijzigen van het model
25
3
Dubbelklik nu op 120, de lengte die je wilt veranderen. Het menuutje om de maat te veranderen verschijnt nu. Voer de waarde 100 in. Let op: je moet echt op het getal van de maat dubbelklikken, en niet bijvoorbeeld op een pijlpunt van de maat.
4
Klik in het menu niet op het groene vinkje, maar op Rebuild. Het model past zich nu aan.
5
Klik nu op OK (het groene vinkje) om het menuutje te sluiten.
Tip: ben je vergeten om op het Rebuild-knopje te klikken (stap 4), dan verandert het model niet. In de Standard-toolbar vind je echter precies hetzelfde knopje. Daar kun je ook achteraf nog op klikken om de wijzigingen in het model door te voeren.
Achtergrond: van het model
wijzigen
Wat je nu gedaan hebt is de makkelijkste en snelste manier om maten in het model aan te passen. Wil je ingewikkeldere dingen veranderen, dan moet je een andere manier gebruiken. Belangrijk daarbij is dat je weet dat alle stappen die gedaan hebt, in het model terug te vinden zijn, én gewijzigd kunnen worden. We hebben al eerder gezien dat elk element dat je maakt in een lijst in de FeatureManager staat. Maar ook de sketches die je gemaakt hebt om zo’n feature mee te
Oefening 2: Wijzigen van het model
26
maken kun je terugvinden. Klik daarvoor in de FeatureManager op een plusje voor het feature: je ziet dan de sketch ook in de lijst verschijnen. Klik je een onderdeel in de lijst aan, dan zie je dat in het model oplichten. Wil je nu een sketch of een feature wijzigen, klik er dan met de rechter muisknop op, en kies Edit Sketch of Edit Feature. Hieronder zullen we zien hoe dat werkt.
6
Klik in de FeatureManager met de rechter muisknop op Extrude2, en kies in het pop-up menu Edit Sketch.
7
De sketch die je eerder gemaakt hebt wordt nu opnieuw geopend, en deze kun je nu wijzigen zoals je wilt. Wij willen de rechthoek smaller maken. Daarvoor gooien we deze eerst weg, vervolgens tekenen we een nieuwe rechthoek.
Oefening 2: Wijzigen van het model
27
8
Sleep een kader om de sketch heen: klik eerst linksboven de sketch, en sleep (met de muisknop ingedrukt) vervolgens naar rechtsonder.
9
Laat de muisknop nu los. Als het goed is, is de hele sketch nu groen en dus geselecteerd.
10
Duk nu op het toetsenbord op . Het rechthoek, met alle maten en relaties wordt nu verwijderd.
11
Klik in de CommandManager op Rectangle.
Klik voor het eerste punt van de rechthoek ergens op de achterste lijn van het bovenvlak, maar niet precies op het hoekpunt..
Oefening 2: Wijzigen van het model
28
12
Klik voor het tweede punt ongeveer zoals hiernaast te zien is. Klik in elk geval niet op een ander element.
13
Klik in de CommandManager op Smart Dimension.
Bemaat de sketch zoals hiernaast te zien is. Lukt het bematen niet, kijk dan nog even in oefening 1, bij stap 33. Misschien moet je tussentijds het model roteren, of een beetje inzoomen, om de maten toe te kunnen voegen. 14
Klik in de CommandManager op Exit Sketch.
Het hele model verschijnt weer, op basis van de aangepaste sketch.
Achtergrond: van een sketch
wijzigen
Oefening 2: Wijzigen van het model
Wanneer je een sketch, die je eerder gemaakt hebt opnieuw opent (met Edit Sketch), worden alle sketches en features die je daarna gemaakt hebt tijdelijk onzichtbaar. In de FeatureManager zie je dat deze grijs weergegeven worden. Je gaat dus als het ware terug in de tijd. Je kunt nu alles in die sketch veranderen wat je wilt. 29
Sluit je daarna de sketch weer, dan wordt het hele model opnieuw doorgerekend. Je hoeft na het wijzigen van een sketch dus niet opnieuw een feature aan te maken. Dat feature was er tenslotte al, en blijft gewoon bestaan, nu alleen op basis van de gewijzigde sketch. Let wel op met wijzigingen in een sketch: als je grote veranderingen in een sketch aanbrengt, kan het zijn dat de rest van je model niet meer klopt. Je krijgt dan foutmeldingen, die vaak moeilijk op te lossen zijn. Hier komen we later op terug. 15
Klik in de FeatureManager met de rechter muisknop op Extrude3, en kies in het pop-up menu Edit Feature.
16
Nu kun je de definitie van het feature aanpassen, dus bijvoorbeeld hoe lang de extrusie is.
17
Verander in de PropertyManager de instelling Up To Vertex in Offset from
Surface
Oefening 2: Wijzigen van het model
30
18
Klik in het model het voorste vlak aan. Dit vlak kleurt in het model roze, en verschijnt nu in de FeatureManager bij In de illustratie hiernaast is het vlak dat je moet selecteren gemarkeerd met een pijl.
19
Vul in de PropertyManager bij de afstand 7.5 in.
20
Klik nu in de PropertyManager op OK
Achtergrond: van een feature
wijzigen
In de voorgaande stappen heb je een feature gewijzigd. Net als bij het wijzigen van een sketch, ga je als het ware terug in de tijd. Alles wat je gedaan hebt nà het maken van dit feature verdwijnt tijdelijk. Je kunt alle instellingen van het feature wijzigen. Ook bij het wijzigen van een feature geldt een waarschuwing: als je grote veranderingen in een feature aanbrengt, kan het zijn dat de rest van je model niet meer klopt. Dit zal minder snel gebeuren dan bij het wijzigen van
Oefening 2: Wijzigen van het model
31
een sketch, waar wees toch voorzichtig, en bedenk tevoren goed wat het gevolg van een wijziging zal zijn! 21
Klik nu in de Standard Toolbar op Save, en sla je model op.
Samenvatting
In deze tweede oefening heb je drie manieren gezien waarop je een model kunt wijzigen: •
Dubbelklik op een onderdeel. De maten die je eerder opgegeven hebt verschijnen, en deze kun je wijzigen
•
Wijzig een sketch
•
Wijzig een feature
In de volgende oefening gaan we bekijken wat er aan de hand kan zijn als er iets niet lukt.
Oefening 2: Wijzigen van het model
32
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet! SolidWorks is een enorm uitgebreid en complex programma. Dat betekent dat er heel veel kan, maar het is onvermijdelijk dat er ook wel eens iets niet lukt. In dit hoofdstuk kijken we naar wat er zoal mis kan gaan. We zien een aantal problemen, waar je in het begin waar tegenaan zult lopen. 1
Open eerst het bestand uit de vorige oefening: huislocomotief.sldprt. Klik in de Standard-toolbar op Open, en zoek het bestand op.
2
Klik in de CommandManager eerst op Sketch, en daarna op Smart Dimensi-
on.
3
Plaats nu een maat in het model. Deze maat is nu geselecteerd en dus groen
4
Klik ergens naast het model om de maat te deselecteren. De maat wordt nu grijs.
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
33
5
Dubbelklik nu op deze maat om de waarde te wijzigen. Er verschijnt nu een heel ander menu dan je gewend bent. Je kunt deze maat niet wijzigen!
6
Klik op Cancel. Achtergrond: bematen in het model
Wanneer een maat in het model in het grijs weergegeven wordt, gaat er iets fout. Grijze maten zijn hulpmaten: je kunt de waarde ervan niet wijzigen. Grijze maten ontstaan, zoals in het voorbeeld hierboven, wanneer je een maat niet in een sketch plaatst, maar rechtstreeks in het model. Conclusie: plaats maten altijd in een sketch!! Wat had je moeten doen om de breedte van het blokje aan te passen? -
Dubbelklik op het blokje.
-
De maat 30 (die al in het model aanwezig was) verschijnt: dubbelklik op deze maat
-
Voer de juiste waarde in in het menuutje dat verschijnt.
Deze procedure is in oefening 2 stap 2-5 behandeld. 7
Klik de maat die je hiervoor geplaatst hebt aan, en druk op het toetsenbord op .
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
34
8
Klik in de FeatureManager op het +-teken voor Extrude3. Dubbelklik nu op Sketch3. De sketch en de bijbehorende maten verschijnen in het model. Het lijkt nu dus alsof je de sketch geopend hebt en daarin aan het werken bent.
9
Klik in de CommandManager eerst op Sketch, en daarna op Smart Dimensi-
on
De sketch en de maten verdwijnen nu weer. Je had de sketch namelijk niet geopend!
Achtergrond: van een sketch
Openen
Dubbelklikken op een sketch is niet de manier om die te openen, hoewel dat misschien wel zo lijkt te zijn. De enige manier om een sketch te openen, is er met de rechter muisknop op klikken, en Edit Sketch te kiezen. Dit kun je in de FeatureManager doen of rechtstreeks in het model. Om zeker te weten of er een sketch geopend is, kijk je naar de rechterbovenhoek van het grafische gebied. Zie je daar een ‘ezelsoor’ met twee knoppen, dan is er een sketch geopend.
Bedenk verder dat je, om een sketch te kunnen openen, eerst de sketch die eventueel nog geopend is moet sluiten. In het voorbeeld hierna wordt dit verder uitgelegd.
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
35
10
Klik in de FeatureManager met de rechter muisknop op Extrude2, en kies Edit Sketch. De sketch van dit feature wordt nu geopend.
11
Je wilt nu een nieuwe sketch starten op het voorvlak van het blokje. Selecteer daarom dit vlak
12
Klik in de CommandManager op Circle, en teken een cirkel op het geselecteerde vlak.
Je merkt nu dat dit niet lukt. De cirkel wordt op het bovenvlak getekend, en niet op het geselecteerde vlak. Achtergrond: sketch sluiten
Ik het voorbeeld hierboven heb je gezien dat het niet mogelijk is om een nieuwe sketch te openen zolang er nog een sketch geopend is. Daarom: sluit altijd eerst de sketch die geopend is, door in de CommandManager op Exit Sketch te klikken, en start daarna en nieuwe sketch.
Als alternatief kun je het ‘Ezelsoor’ gebruiken om de sketch te sluiten. • Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
Klik je op het bovenste gedeelte, dan worden de wijzigingen opgeslagen 36
(heeft hetzelfde effect als de knop Exit Sketch). •
13
Verwijder de cirkel die je zojuist getekend hebt.
14
Voeg aan de sketch nu één maat toe, zoals hiernaast te zien is.
15
Zodra je deze maat plaatst, kleurt een deel van de sketch rood, en verschijnt er een mededeling.
Klik je op het onderste gedeelte, dan worden wijzigingen niet opgeslagen. SolidWorks vraagt dan wel om een bevestiging.
Er zijn nu te veel maten aan de sketch toegevoegd. SolidWorks kan hier niet mee overweg.
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
37
16
Selecteer de (standaard)optie Make this dimension driven, en klik op OK. Klik ergens naast het model om alles te deselecteren. De maat verschijnt nu in het grijs in de sketch. Ook nu weer betekent een grijze maat dat deze geen invloed op het model heeft, en niet gewijzigd kan worden.
Achtergrond: over defined
Wanneer je in een sketch tekent, zijn de lijnen eerst altijd blauw. Dat geeft aan dat deze niet vastliggen, de sketch is under defined: niet volledig gedefinieerd. Op zich is dat niet zo erg, alleen weet je nooit zeker of de sketch helemaal klopt. Ga je maten en relaties toevoegen, dan worden langzaam maar zeker alle elementen in de sketch zwart: de sketch is nu fully defined: volledig gedefinieerd. Dit is waar je normaal gesproken naar streeft. Voeg je echter nog meer maten of relaties toe, dan wordt de sketch over defined: overgedefinieerd. Hier kan SolidWorks niet mee overweg, omdat de maten en relaties nu in strijd met elkaar (kunnen) zijn. Als je een maat toevoegt die de sketch over defined maakt, dan geeft SolidWorks de waarschuwing die je in stap 15 gezien hebt. Door de optie Make this dimension driven te kiezen maak je van de maat een hulpmaat, en is er verder niets aan de hand. Zou je de tweede optie (Leave this dimension driving) kiezen, dan blijft de sketch overgedefineerd en dus rood. Ook door het toevoegen van relaties kan de sketch overgedefinieerd worden. Hiervoor waarschuwt SolidWorks wel, maar je moet het daarna wel zelf oplossen. Is je sketch eenmaal overgedefinieerd (en dus roodgekleurd) dan kun je dat het beste oplossen door een of meerdere maten of relaties weg te gooien. Het is vaak vrij lastig om uit te vinden welke maat of relatie teveel is. Uitproberen is dan de enige mogelijkheid.
17
Sluit de sketch door in de CommandManager op Exit Sketch te klikken.
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
38
18
Sluit het model af door in de pull-down menu’s op File > Close te klikken.
Je hoeft de wijzigingen niet op te slaan: klik op No in het menu hiernaast Samenvatting
In deze oefening heb je heb je aan aantal problemen gezien waar je tegenaan kunt lopen als je net met SolidWorks begint te werken. Het zal je waarschijnlijk opgevallen zijn dat de meeste problemen te maken hebben met de volgende twee vragen: •
“Zit ik in een sketch?” (is het ‘Ezelsoor’ zichtbaar?)
•
“Zo ja: zit ik in de juiste sketch?” (klik voor de zekerheid naast het model. Is nu de juiste sketch zichtbaar?)
Lukt er iets niet, zorg er dan altijd om te beginnen voor dat er géén sketch open is (klik in de CommandManager op Exit Sketch). Probeer daarna opnieuw te bereiken wat je wilt doen. In de volgende oefening gaan we een aantal nieuwe features gebruiken.
Oefening 3: HELP!!! Het lukt niet!
39
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features In deze oefening maken we kennis met enkele nieuwe features: Shell en Extruded Cut. Ook zien we enkele nieuwe opties van het extrude Boss feature, zoals het Thin-feature. Bij de sketches zullen we zien hoe je bestaande elementen opnieuw kunt gebruiken in een sketch.
1
Open het bestand uit de vorige oefeningen: huislocomotief.sldprt.
2
Als eerste gaan we het massieve model hol maken. Klik op Shell in de CommandManager.
3
Roteer het model nu zo dat je de onderkant kunt zien: druk het scroll-wieltje van de muis in, en beweeg de muis iets naar boven.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
40
4
Selecteer het onderste vlak van het model, dit wordt nu in het roze veld in de PropertyManager vermeld. Dit vlak zal straks verwijderd worden, zodat er een hol en aan de onderzijde open model ontstaat.
5
Vul nu in de PropertyManager als wanddikte 2 in (achter het knopje
).
Vink de optie Show Pre-
view aan
6
Klik op OK.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
41
7
Nu gaan we de ramen in de locomotief maken. Selecteer het vlak zoals hiernaast te zien is.
8
9
Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het uitklapmenu op Normal to.
Open nu een sketch op het geselecteerde vlak door in de CommandManager op Sketch te klikken.
Dat de sketch geopend is zie je aan het ‘Ezelsoor’ in de rechter bovenhoek. Achtergrond: een nieuwe sketch openen
Tot nu toe hebben we steeds een nieuwe sketch gestart door een vlak te selecteren, en vervolgens te gaan tekenen, bijvoorbeeld een rechthoek. SolidWorks opent dan automatisch een nieuwe sketch. Soms moet je een nieuwe sketch echter expliciet openen, zoals we dat in stap 9 gedaan hebben. In dit voorbeeld is dat nodig omdat het commando dat we nu gaan gebruiken (Offset) alleen beschikbaar is als er al een sketch geopend is.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
42
10
Klik ergens naast het model om het vlak te deselecteren, en selecteer vervolgens de drie edges zoals hiernaast (met pijlen) aangegeven zijn. Houd de -toets ingedrukt om de drie edges te selecteren.
11
Klik in de CommandManager op Offset Entities. Het kan zijn dat je deze knop niet meteen ziet. Klik in dat geval op de twee kleine pijltjes aan het einde van de CommandManager. Er komen dan extra knoppen tevoorschijn.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
43
12
Voer in de PropertyManager als afstand 5 in. Vink eventueel de optie Reverse aan als de offset in de verkeerde richting gaat.
13
Klik op OK.
Achtergrond: Offset
14
Merk op dat elementen die je met het Offset-commando kopieert meteen helemaal gedefinieerd zijn (zwart in de sketch). Het commando zet zelf één maat in de sketch: de afstand van de offset.
Teken nu de hartlijn: klik voor het eerste punt op het midden van de bovenste horizontale lijn. Zorg dat op het moment dat je klikt de cursor er precies uitziet zoals hiernaast.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
44
15
Klik voor het tweede punt op het midden van de onderste lijn.
16
Teken nu een horizontale en een verticale lijn zoals hiernaast te zien is.
17
Klik nu in de CommandManager op Trim Entities.
Mogelijk moet je, om deze knop te vinden, weer het verlengde menu openen met de twee kleine pijltjes, net zoals je in stap 11 gedaan hebt.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
45
18
Selecteer in de PropertyManager de onderste optie: Trim to closest. Ga je nu met de cursor over de sketch, dan zie je steeds het lijnstuk waar de muis boven staat rood kleuren. Klik je op dat moment, dan wordt het rode deel verwijderd.
19
Klik één voor één de uitstekende lijnen aan. Let op: de lijn die door de centerline heen loopt moet je twee keer aanklikken.
20
Voeg nu de twee maten 10 en 14 toe, zoals hiernaast te zien is.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
46
21
22
Spiegel nu de sketch over de centerline, zoals je ook in oefening1, stap 32 gedaan hebt: •
Selecteer eerst de hele sketch (ook de hartlijn) door er een kader omheen te slepen
•
Klik vervolgens op Mir-
ror Entities.
De sketch is klaar. Om er nu gaten van te maken klik je in de CommandManager eerst op Features om de juiste knoppen te tonen, en vervolgens op Extruded
Cut.
Roteer het model zodanig dat je goed kunt zien wat er gebeurt.
23
Kies in de PropertyManager voor bij Direction1 de optie
Up To Next.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
47
24
Klik op OK
25
Nu maken we het raam in de achterkant van de locomotief. Zorg er, voordat je verder gaat, dat er géén sketch geopend is. Klik in de CommandManager op Exit Sketch als die knop beschikbaar is.
26
Roteer het model zo dat je de achterkant goed kunt zien. Selecteer het achtervlak door er op te klikken.
27
Klik in de CommandManager op Sketch om de juiste knoppen te zien, en vervolgens op Sketch om een nieuwe sketch te openen.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
48
28
Zoek nu in de FeatureManager de sketch die we zojuist gebruikt hebben om de ramen in de voorkant te maken. Dit is de sketch van het laatste feature in de lijst. Klik deze sketch aan. In het model zie je die nu groen oplichten.
29
Klik nu in de CommandManager op Convert Entities. De geselecteerde sketch wordt nu op de nieuwe sketch geprojecteerd.
Mogelijk moet je, om deze knop te vinden, weer het verlengde menu openen met de twee kleine pijltjes, net zoals je in stap 11 gedaan hebt.
Achtergrond: Convert Entities
Convert Entities is een belangrijke functie bij het maken van sketches. Je kunt er allerlei bestaande elementen uit je model mee hergebruiken in een sketch. Als het element niet op hetzelfde vlak ligt als de sketch die je maakt, wordt het er op geprojecteerd.
Je kunt vrijwel elk element gebruiken: sketches, of onderdelen van sketches, edges en faces. Een groot voordeel is dat elementen die je met Convert Entities in een sketch maakt meteen volledig gedefinieerd zijn. Je hebt dus verder geen maten nodig. Verandert het originele element, dan verandert het geprojecteerde element automatisch mee.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
49
30
We passen de sketch nu een beetje aan: verwijder de twee verticale lijnen
31
Verbind de horizontale lijnen, door er lijnstukjes tussen te tekenen. Er ontstaat nu één gesloten vorm. Zorg er wel voor dat je steeds precies op de eindpunten van de bestaande lijnen klikt.
32
De sketch is klaar. Klik in de CommandManager op Extruded Cut.
Kies in de FeatureManager weer voor de optie Up to
Next.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
50
33
Klik op OK
34
Nu gaan we het dakje maken. De sketch hiervan is heel eenvoudig, maar het toont een paar extra mogelijkheden die je hebt bij het extruderen.
35
Open een sketch op dit vlak door in de CommandManager op Sketch te klikken.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
51
36
Klik in de Standard-toolbar op Select om het geselecteerde vlak te deselecteren.
Selecteer vervolgens de drie edges zoals hiernaast te zien is.
37
Klik nu in de CommandManager op Convert Entities. De drie edges worden nu overgenomen in de sketch.
De sketch is nu meteen ook klaar.
38
Klik in de CommandManager op Extruded Boss/Base
We willen het dakje 5mm voor en achter de cabine uit laten steken. Daarvoor moet nogal wat ingesteld worden.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
52
Achtergrond: thin feature
Is je sketch een gesloten vorm, dan wordt die vorm als een massief blok geextrudeerd. Is je sketch echter een open vorm, zoals hier, dan geeft SolidWorks het een materiaaldikte. We spreken dan over een thin feature. Deze optie kom je bij verschillende features tegen. Overigens kun je ook van een gesloten vorm een thin feature maken, maar dan moet je zelf die optie in de PropertyManager aanzetten. Een cirkel wordt dan bijvoorbeeld als een buis geëxtrudeerd.
39
Stel eerst in de PropertyManager in het gebied Thin Feature de dikte in: 2mm Let wel op dat het materiaal ‘bovenop’ de trein komt te liggen, zoals hiernaast te zien is. Is dat niet het geval, klik dan op
40
Stel in de PropertyManager bij het gebied Direction1 een afstand 5mm in. Zorg wel dat de extrusie de juiste kant uit gaat, zoals hiernaast te zien is. Is dat niet het geval, klik dan op
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
53
41
Roteer nu het model zodat je de voorkant ziet. Druk het scroll-wieltje van de muis in om te roteren, of gebruik de standardviews in de View-toolbar.
42
Klik nu in de PropertyManager het vinkje voor het gebied Direction 2 aan. Nu gaat de extrusie vanaf de sketch niet één, maar twee kanten op. Selecteer de optie Offset from surface, en klik het vlak aan dat hiernaast te zien is.
43
Stel de afstand in op 5mm, en klik zonodig de optie Reverse offset aan, om het resultaat te verkrijgen zoals hiernaast te zien is.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
54
44
Klik op OK
Samenvatting
In deze oefening hebben we veel nieuwe mogelijkheden gezien: •
Je heft het Shell feature gebruikt,
•
Je hebt Extruded Cuts gemaakt,
•
Je hebt geavanceerde sketch-functies gebruikt als Offset Entities en Convert Entities
•
Je hebt gezien wat een Thin Feature is.
Oefening 4: Enkele veelgebruikte features
55
Oefening 5: Relaties in sketches In deze oefening gaan we iets dieper in op hoe je relaties in een sketch kunt gebruiken. Relaties zijn het belangrijkste hulpmiddel om echte ‘slimme’ modellen te kunnen bouwen. We gaan de behuizing van de locomotief in deze oefening afmaken.
1
We gaan nu gaten maken waar straks de assen van de locomotief doorheen moeten. Selecteer het zijvlak van de basis van de locomotief. Hierop gaan de sketch maken.
Oefening 5: Relaties in sketches
56
2
3
4
Teken nu twee cirkels op het zijvlak. Plaats en afmeting is in willekeurig
Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het uitklapmenu op Normal to.
Klik nu het middelpunt van de eerste cirkel aan. Houd op het toetsenbord de -toets ingedrukt, en klik het middelpunt van de tweede cirkel aan. Je ziet nu, als het goed is, het beeld zoals het hiernaast te zien is. Het is belangrijk dat je alleen deze twee middelpunten geselecteerd hebt, en geen andere elementen. Dus ook niet de cirkels zelf!
Oefening 5: Relaties in sketches
57
5
Klik nu in de PropertyManager op het knopje bij Horizontal.
De middelpunten van de twee cirkels worden nu op een horizontale lijn gelegd.
Achtergrond: relaties
In oefening 1 hebben we al gezien hoe relaties automatisch aangemaakt worden. Hierboven heb je gezien hoe dat handmatig gebeurt: je selecteert (in een sketch) één of meer elementen. SolidWorks laat vervolgens in de PropertyManager zien welke relaties je daaraan zou kunnen verbinden. Het streven bij het maken van een sketch is om waar mogelijk relaties te gebruiken in plaats van maten. Relaties maken het model immers ‘intelligent’, zoals we eerder gezien hebben. Wil je relaties weggooien, klik dan het bijbehorende blauwe blokje in de sketch aan, en druk op het toetsenbord op .
Oefening 5: Relaties in sketches
58
6
Selecteer nu de twee cirkels. Gebruik hiervoor weer de -toets. Opnieuw is het erg belangrijk dat je alleen de twee cirkels selecteert, en niets anders. Omdat je nu de cirkels zelf geselecteerd hebt, en niet de middelpunten, krijg je ook heel andere relaties die je toe kunt voegen.
7
Klik in de PropertyManager op het knopje voor Equal
De diameter van de twee cirkels is nu gelijk
Oefening 5: Relaties in sketches
59
8
Voeg nu met Smart Dimension de maten toe zoals hiernaast te zien is.
9
Klik nu in de CommandManager op Extruded Cut.
Kies in de PropertyManager bij Direction 1 voor de optie Through All: door het hele model heen.
10
Klik op OK
Oefening 5: Relaties in sketches
60
11
Nu maken we een (verstevigd) gat voor de schoorsteen. Selecteer het bovenvlak van de basis van de locomotief, zoals hiernaast te zien is.
12
13
Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en in het uitklapmenu op Normal to.
Teken nu een cirkel.
Geef als middelpunt het punt op zoals hiernaast te zien is.
14
Plaats de cirkel en bemaat deze met Ø12.
Oefening 5: Relaties in sketches
61
15
Klik in de CommandManager op Extrude Boss/Base
Roteer het model zo dat je goed kunt zien wat er gebeurt
16
Maak in de PropertyManager nu de volgende instellingen: •
Bij From kies je de optie Offset, en een afstand van 25.
•
Bij Direction 1 kies je Blind en een afstand van 8mm.
Oefening 5: Relaties in sketches
62
17
Klik op OK
Achtergrond: From
de
optie
Een extrusie (en de meeste andere features) worden standaard gemaakt vanaf de sketch. Daarom kies je het vlak waarop je de sketch maakt zorgvuldig uit. In het voorbeeld hierboven is er echter geen geschikt vlak om de sketch op te maken. De extrusie wordt nu niet meteen vanaf de sketch gemaakt, maar vanaf een afstand vanaf die sketch. Een alternatief zou in dit geval het gebruik van een hulpvlak (Construction Plane) kunnen zijn. Dat is echter veel omslachtiger.
18
Nu maken we nog een gat in voor de schoorsteen. Selecteer het bovenvlak van de schoorsteen, zoals hiernaast te zien is.
Oefening 5: Relaties in sketches
63
19
Teken op het bovenvlak een willekeurige cirkel.
20
Selecteer de cirkel en de edge van het vlak waarop de sketch gemaakt is. Gebruik, zoals altijd, de -toets om beide elementen te selecteren. Zorg dat je uitsluitend deze twee elementen geselecteerd hebt.
21
Klik in de PropertyManager op het knopje bij Concentric.
Achtergrond: relaties buiten de sketch
Oefening 5: Relaties in sketches
In het eenvoudige voorbeeld hierboven zie je dat relaties niet alleen binnen een sketch mogelijk zijn, maar ook naar elementen die geen onderdeel van de sketch uitmaken, zoals in dit voorbeeld de edge van de cilinder. 64
22
Voeg tot slot een maat (Ø8) aan de cirkel toe.
23
Klik in de CommandManager op Extruded Cut.
Selecteer bij Direction 1 de optie Through All
24
Klik op OK
Samenvatting Oefening 5: Relaties in sketches
In deze oefening hebben we gezien hoe je zelf relaties aan een sketch kunt 65
toevoegen: 1. Selecteer de elementen waartussen je een relatie wilt maken 2. Kijk in de PropertyManager welke opties er zijn, en kies er daar één van. Werken met relaties is een belangrijk onderdeel van het werken met SolidWorks. Er zijn nog veel andere tools beschikbaar om je te helpen bij het werken met relaties, maar het gaat te ver om deze allemaal in deze tutorial te behandelen.
Oefening 5: Relaties in sketches
66
Oefening 6: Roteren en patronen In deze oefening gaan we de resterende onderdelen van de locomotief maken: de schoorsteen, de wielen en de assen. Daarbij komen enkele nieuwe features aan de orde: je leert rotatievormen te maken, we gaan werken met patronen en we maken een zogenaamde Sweep.
1
Open een nieuw bestand, door in de Standardtoolbar op New te klikken.
Kies als soort bestand een Part.
Klik op OK.
Oefening 6: Roteren en patronen
67
2
Selecteer in de FeatureManager het Front plane. Hierop gaan we een sketch maken.
3
Klik in de CommandManager op Sketch om de Sketch-functies te tonen en vervolgens op Centerline.
Teken nu eerst een verticale centerline, die start in de origin, en een lengte van ongeveer 60 heeft
4
Klik nu op Rectangle.
Teken een langwerpige rechthoek naast de centerline. Zorg dat de onderste horizontale lijn op gelijke hoogte met de origin ligt. Twijfel je, voeg dan eventueel een extra relatie toe. Bemaat de rechthoek met Smart Dimension zoals hiernaast te zien is.
Oefening 6: Roteren en patronen
68
5
Zoom in, zodat de sketch groot op je scherm staat. Klik op Tangent Arc.
Geef als eerste punt de rechter bovenhoek van het rechthoek. Beweeg de muis vervolgens naar rechts. Klik voor het tweede punt ergens op de rechter verticale lijn van de rechthoek (Niét op het middelpunt van de lijn). Achtergrond: geldige of ongeldige sketch
Als je naar de sketch kijkt, dan zie je dat de cirkelboog die je zojuist getekend hebt, met een dunnere lijn weergegeven wordt. Hieraan kun je zien dat de sketch (op dit moment) niet klopt. Een sketch moet altijd uit een aantal opeenvolgende elementen bestaan. Dat wil zeggen: aan het einde van elk lijnstuk of elke cirkelboog begint één volgende lijn of cirkelboog. In de sketch die we hierboven gemaakt hebben, is dat niet het geval. In de rechter bovenhoek komen namelijk drie elementen bij elkaar: twee lijnstukken (van de rechthoek) en een cirkelboog. SolidWorks kan hier niet goed mee overweg, en laat dat zien door (in dit geval) de cirkelboog in een dunnere lijn weer te geven. Deze sketch is dus ongeldig.
6
Klik op Trim Entities. Mogelijk moet je hiervoor eerst het verlengde menu openen met de twee pijltjes helemaal rechts in de CommandManager.
Kies in de PropertyManager de optie Trim to closest
Klik het verticale lijnstuk binnen de halve cirkel aan.
Oefening 6: Roteren en patronen
69
7
Voeg tot slot maten toe zoals hiernaast te zien is.
8
Klik nu in de CommandManager op Features en vervolgens op Revolved Boss/Base.
Achtergrond: Roteren
Wanneer je sketch één centerline bevat, neemt SolidWorks automatisch aan dat je rondom die lijn wilt roteren. Bevat je sketch geen, of juist meer dan één centerline, dan moet je zelf (in het roze vlak in de PropertyManager) de lijn selecteren waar je omheen wilt roteren. Dat kan elke lijn zijn, en hoeft dus niet persé een centerline te zijn.
Oefening 6: Roteren en patronen
70
9
Klik op OK.
10
Selecteer nu het onderste vlak van het model. Hierop gaan we de volgende sketch maken.
11
Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en vervolgens Normal to om recht
tegen de onderkant van het model aan te kijken.
Teken met Rectangle een rechthoek, ongeveer zoals hiernaast te zien is.
Oefening 6: Roteren en patronen
71
12
Selecteer de linker verticale lijn én de binnenste cirkel van het model (houd de -toets ingedrukt). Klik nu in de PropertyManager op Tangent.
De lijn en de cirkel zijn nu rakend.
13
Voer dezelfde procedure uit met de rechter verticale lijn en de binnenste cirkel van het model.
14
Klik nu in de CommandManager op Features en vervolgens op Extruded Cut.
Geef als diepte 10mm op. Klik op OK.
Oefening 6: Roteren en patronen
72
15
Als laatste moet er in dit onderdeel nog een asje gemaakt worden. Selecteer het binnenvlak van de inkeping die we zojuist gemaakt hebben om de sketch op te maken.
16
Maak een sketch zoals hiernaast te zien is: teken eerst een centerline vanuit de origin, en daarna het cirkeltje, waarvan het middelpunt op de centerline ligt.
Voeg tot slot de twee maten toe.
17
Klik nu op Features, en vervolgens op Extruded
Boss/Base
Kies in de PropertyManager bij Direction1 voor de optie Up to Next.
Oefening 6: Roteren en patronen
73
18
Klik op OK.
De schoorsteen is nu klaar. Klik in de Standard-toolbar op Save, en sla het bestand op met als naam: schoorsteen.sldprt
19
Het volgende onderdeel dat we maken, is de as van het treintje. Open weer een nieuw part: klik in de Standard-toolbar op New, kies als soort bestand Part.
Klik op OK. Achtergrond: meerdere bestanden openen
In SolidWorks kun je meerdere bestanden tegelijk geopend hebben. In het pull-down menu onder Window vind je alle geopende bestanden, en kun je makkelijk wisselen tussen deze bestanden. In het voorbeeld in deze tutorial is het dus niet nodig om eerst geopende bestanden te sluiten voordat je een nieuw (of bestaand) part opent. Eigenlijk alleen wanneer je bestanden erg groot en zwaar worden, is het van belang dat je een beetje oplet dat er niet teveel tegelijk open staat. Je computer kan dan namelijk wat trager worden.
20
Selecteer het Right-plane in de FeatureManager om er een sketch op te maken. Klik in de CommandManager op Sketch, en daarna op Circle.
Teken een cirkel met het middelpunt op de origin, en met een diameter van Oefening 6: Roteren en patronen
74
4mm. 21
Sluit deze sketch: klik op Exit Sketch.
22
Selecteer nu het Top-plane in de FeatureManager. Klik in de View-toolbar op
Standard Views, en vervolgens Normal to om recht tegen het vlak aan te kijken.
23
Maak nu de sketch zoals die hiernaast te zien is. Zorg ervoor dat het eerste lijnstuk dat je tekent start in de origin: de rode pijltjes die je in de lege sketch ziet.
24
Klik op Sketch Fillet
Voer als waarde in de PropertyManager 3 in, en klik vervolgens de vier hoekpunten in de sketch aan. 25
Alle hoeken zijn nu afgerond. Klik op OK.
Oefening 6: Roteren en patronen
75
26
Sluit ook deze sketch: klik op Exit Sketch.
Er zijn in de FeatureManager nu twee sketches te zien. 27
Klik in de CommandManager eerst op Features, en Swept daarna op Boss/Base.
28
Zorg dat in de PropertyManager het bovenste vlakje geselecteerd is (roze gekleurd). Selecteer nu de cirkel. Dit is de Profile curve
29
Zorg nu dat in de PropertyManager het tweede vlakje geselecteerd is (roze gekleurd). Selecteer nu de tweede sketch die je gemaakt hebt. Dit is de Path curve.
30
Klik op OK.
Klik in de Standard-toolbar op Save, en sla het bestand op met als naam: as.sldprt
Oefening 6: Roteren en patronen
76
Achtergrond: Sweep
31
De Sweep is één van de krachtigste commando’s in SolidWorks voor het maken van zeer complexe vormen. Wat je hierboven gezien hebt is slechts een zeer eenvoudige toepassing, waarbij een profile curve langs een guide curve ‘gesweept’ wordt. Door echter guide curves te gebruiken kun je de vorm tot in detail sturen. Dit valt echter buiten het bereik van deze tutorial.
Het volgende onderdeel dat we gaan maken is een wiel voor de trein. Open opnieuw een part.
32
Maak op het Top-plane een sketch zoals hiernaast te zien is. Let op dat je ook de centerline (helemaal links) tekent. Probeer deze sketch zelf te maken. Lukt dat niet, volg dan de stappen 33-39
33
Teken eerst vanuit de origin een verticale centerline, met een lengte van ongeveer 10mm
Oefening 6: Roteren en patronen
77
34
Teken nu een serie lijnstukjes, beginnend in de origin: 1. 3mm naar beneden, 2. 3mm naar rechts, 3. 2mm naar boven 4. 25mm naar rechts 5. 2mm naar beneden 6. 2mm naar rechts 7. 4mm naar boven.
Uiteraard kun je op elk moment in- of uitzoomen om een beter beeld van de sketch te krijgen. 35
Voeg nu de maten toe zoals hiernaast te zien is.
36
Selecteer de twee onderste horizontale lijntjes van de sketch, en geef deze een collinear relatie.
Zorg dat je alléén de twee lijntjes geselecteerd hebt (geen andere elementen, geen eindpunten van lijnen en dergelijke) anders kun je de relatie niet maken. De Collinear-relatie zorgt ervoor dat deze twee lijntjes altijd met elkaar in lijn blijven.
Oefening 6: Roteren en patronen
78
37
Teken nu de bovenste helft van de sketch. Ook nu start je weer met het eerste punt in de origin. 1. 2mm naar rechts 2. 3mm naar boven 3. 2mm naar rechts 4. 3mm naar beneden 5. 14mm naar rechts 6. 1mm omhoog: zorg ervoor dat er op het moment dat je dit punt tekent, een horizontale stippeliijn te zien is vanuit het eindpunt van het eerste gedeelte van de sketch dat je gemaakt hebt. 7. Teken het laatste lijnstuk horizontaal naar het eindpunt van het eerste deel van de sketch.
38
Voeg nu de resterende maten toe, zoals hiernaast te zien is.
39
Zoals je hiernaast ziet, is er nu nog maar één, heel klein blauw lijnstukje, rechtsboven in de sketch. Dit lijnstukje moet Collinear gemaakt worden met het lijnstukje eronder: selecteer beide lijnstukjes, en klik in de PropertyManager op Collinear.
Ook hier geldt weer, net Oefening 6: Roteren en patronen
79
als bij stap 36: zorg dat je alléén de twee lijnstukjes geselecteerd hebt. De sketch is nu volledig gedefinieerd (Fully Defined) 40
Voeg vervolgens nog vier afrondingen met een radius van 0.75 toe.
Achtergrond: van een sketch
opbouw
Oefening 6: Roteren en patronen
Een paar tips bij het maken van een wat ingewikkeldere sketch, zoals in het voorbeeld hierboven: -
Teken de sketch (op het oog) zo goed mogelijk op de juiste maat. Let daarvoor steeds op de maat die tijdens het tekenen bij de cursor weergegeven wordt. Teken je de sketch véél te groot of véél te klein, dan kunnen later, bij het invoeren van de juiste maten, problemen ontstaan.
-
Teken niet eerst de hele sketch, en ga daarna pas bematen. Je hebt dan een grote kans dat bij het opgeven van de juiste maken de sketch helemaal ‘misvormd’ raakt.
-
Teken daarom eerst een paar elementen, en geef die de juiste maat. Teken daarna verder.
-
Afrondingen voeg je pas op het allerlaatste moment toe, als de sketch klaar en fully defined is. Nadat afrondingen in een sketch geplaatst zijn, wordt het lastiger om fouten in de sketch nog te herstellen.
-
Vraag je altijd af of het handiger is om een afronding in een sketch aan te brengen, of om dezelfde afronding later als een apart feature in het model aan te brengen. Vaak is het laatste handiger, omdat daarmee de sketch eenvoudiger blijft, en problemen in de sketch daardoor makkelijker op te lossen zijn.
80
41
Roteer de vorm nu, door op Features, en daarna op Revolved Boss/Base te klikken.
Klik op OK.
42
Nu maken we een sketch op de zijkant van het wiel. Selecteer daarvoor het vlak zoals hiernaast te zien is.
43
Maak de sketch zoals hiernaast te zien is: 1. teken een verticale lijn vanuit de origin 2. teken een lijn onder 10° vanuit de origin 3. teken de twee cirkels met Ø10 en Ø30
Oefening 6: Roteren en patronen
81
44
Gebruik nu Trim Entities om alle overbodige delen van de lijnen en cirkels te verwijderen, zodat je alleen de sketch hiernaast overhoudt.
Let op: bij gebruik van het Trim Entities commando kunnen relaties vervallen. Dat zie je ook hier gebeuren: de sketch wordt weer gedeeltelijk blauw. 45
Om de sketch weer fully defined te maken, moet je twee relaties toevoegen: Selecteer de verticale lijn in de sketch en de origin, en geef de relatie Coincident. Doe hetzelfde met de lijn onder 10° en de origin.
Zoals altijd bij het maken van relaties: zorg dat je precies de juiste elementen geselecteerd hebt, niet meer en niet minder. Anders kan de relatie niet aangemaakt worden. De sketch is nu weer volledig gedefinieerd (helemaal zwart). 46
Maak van de sketch nu een Extruded Cut, gebruik de optie Through All om het gat door het hele model heen te laten lopen.
Oefening 6: Roteren en patronen
82
47
Geef nu het gat aan alle zijden een afronding van 1mm met het Fillet-feature.
48
Nu gebruiken we een pattern om het gat mét de afronding rond te kopiëren. Klik in de CommandManager op Circular Pattern
Klik in de PropertyManager in het vlak Features to Pattern, zodat het roze wordt.
49
Je moet nu twee features selecteren: de Cut-Extrude en de Fillet die je als laatste gemaakt hebt. Om dat te kunnen doen moet je de FeatureManager openen. Helemaal links bovenaan in je grafische werkveld zie je de naam van je bestand staan (in ons geval Part3) Klik op het plusje dat daar voor staat. De FeatureManager wordt nu zichtbaar, over je model heen. Nu kun je de laatste twee features selecteren.
Oefening 6: Roteren en patronen
83
50
Klik nu in het bovenste veld van de PropertyManager: Pattern Axis. We moeten nu een lijn vinden die door het middelpunt van het wiel heen loopt, en die als rotatie-as gebruikt kan worden.
51
Hoewel deze lijn wel in het model aanwezig is, is die niet meteen zichtbaar. Klik daarvoor eerst in de pulldown menu’s op View > Temporary Axes.
Nu zie je de gewenste as in het model en kun je deze selecteren.
Oefening 6: Roteren en patronen
84
52
Vul nu in de PropertyManager het aantal kopieën in: 24. In het model zie je nu de preview. Zorg dat in de PropertyManager, bij Options, Geometry pattern aangevinkt staat.
53
Klik op OK.
Klik in de Standard-toolbar op Save, en sla het bestand op met als naam: wiel.sldprt
Achtergrond: patterns
54
In het voorbeeld hierboven hebben we een Circular Pattern gebruikt: hiermee worden features rondom een as gekopieerd. SolidWorks kent nog een paar andere soorten patronen. De belangrijkste is het Linear Pattern. Hiermee worden features op een rechthoekig raster geplaatst. De werking hiervan lijkt sterk op wat we hiervoor met een Circular Pattern gedaan hebben.
Als laatste maken we nog een onderdeeltje dat de schoorsteen en de as met elkaar verbindt. Dit zorgt ervoor dat wanneer de trein gaat rijden, de schoorsteen op en neer beweegt. Open weer een nieuw part
Oefening 6: Roteren en patronen
85
55
Selecteer het Right-plane in de FeatureManager, en maak hierop een sketch. 1. Teken eerst een horizontale centerline met een lengte van ongeveer 30.
2. Teken vier cirkels zoals hiernaast te zien is. Klik voor de middelpunten van de cirkels op de eindpunten van de centerline
56
Selecteer de twee kleinste cirkels (houdt de toets ingedrukt om beide te selecteren), en klik in de PropertyManager op Equal om beide dezelfde maat te geven.
Doe hetzelfde met de twee grootste cirkels. 57
Voeg nu de maten toe zoals hiernaast te zien is.
Teken ook de twee horizontale lijnen tussen de grote cirkels.
Oefening 6: Roteren en patronen
86
58
Gebruik tot slot Trim Entities (optie Trim to closest)
om de binnenzijde van de grote cirkels te verwijderen.
59
Klik nu in de CommandManager op Features en vervolgens op Extruded Boss.
Geef een dikte van 2mm op.
60
Klik op OK.
Klik in de Standard-toolbar op Save, en sla het bestand op met als naam: link.sldprt
Samenvatting
In deze oefening heb je een aantal eenvoudige onderdelen gemaakt, waarbij je kennis hebt gemaakt met een aantal belangrijke features: -
Omwentelingsvormen
-
Sweeps
-
Patronen
Daarmee heb je de belangrijkste features van SolidWorks gezien, en kun je Oefening 6: Roteren en patronen
87
eigenlijk elk onderdeel maken dat je wilt. We laten het modelleren van onderdelen nu voor wat het is, en gaan verder met het samenvoegen van onderdelen in een Assembly. Daarmee kunnen we de locomotief nu echt af gaan maken!
Oefening 6: Roteren en patronen
88
Oefening 7: Samenstelling Nu we alle onderdelen van de trein klaar hebben, kunnen we ze gaan samenvoegen tot een compleet product. Dat noemen we een samenstelling, of in SolidWorks-jargon: een Assembly.
1
Open een nieuw bestand, door in de Standardtoolbar op New te klikken.
Kies als soort bestand een Assembly.
Klik op OK.
Oefening 7: Samenstelling
89
2
Er verschijnt nu een leeg scherm, en in de PropertyManager wordt het commando Insert Component automatische gestart. Je ziet dan het scherm zoals dat hiernaast te zien is. Gebeurt dat niet, klik dan in de CommandManager op Insert Component.
Merk verder op dat er in de CommandManager nu een nieuwe reeks knoppen getoond wordt onder Assemblies. Enkele van deze commando’s zullen we hierna langs zien komen.
3
Klik nu in de PropertyManager op de knop Browse
Navigeer naar de folder waar je de parts van de locomotief opgeslagen hebt, en selecteer as.sldprt. Klik op Open.
Achtergrond: van onderdelen
invoegen
Oefening 7: Samenstelling
Bij stap 2 laat SolidWorks in de PropertyManager zien welke bestanden nog geopend zijn. Waren je parts nog geopend, bijvoorbeeld omdat je na de vorige oefening meteen verder gegaan bent, dan hoef je dus niet op Browse te klikken. Je kunt het onderdeel dan meteen in de PropertyManager aanklikken, en doorgaan met de volgende stap.
90
4
Beweeg de cursor nu door het grafische gebied, je ziet dat de as in het geel wordt weergegeven en aan de cursor hangt.
5
Klik nu op een willekeurige plek in het grafische gebied om de as te plaatsen.
6
Nu halen we een wiel binnen in de assembly. Klik in de CommandManager op Insert Component.
Herhaal de procedure hierboven, en plaats ook een wiel op een willekeurige plaats in het grafische gebied.
Oefening 7: Samenstelling
91
7
Omdat er twee wielen aan een as zitten, moeten we hetzelfde wiel nog een keer binnenhalen. Herhaal daarom nog een keer de stappen hierboven.
Achtergrond: parts in de assembly
Merk op dat in de FeatureManager nu een lijst staat met de parts die je binnengehaald hebt. Is hier iets mis gegaan, heb je bijvoorbeeld een verkeerd part binnengehaald, klik het dan in de FeatureManager aan, en druk op het toetsenbord op . Onderdelen in een assembly plaats je in eerste instantie willekeurig. Hierna zullen we zien hoe je ze nauwkeurig kunt plaatsen. Met de knoppen Move Component en Rotate Component in de CommandManager kun je een onderdeel verplaatsen en roteren. Klik eerst de gewenste knop aan, en versleep daarna het onderdeel dat je wilt verplaatsen/roteren.
Het verplaatsen of roteren doe je op het oog, en dus nooit nauwkeurig. Het eerste onderdeel dat je in de assembly geplaatst hebt is ‘Fixed’. Deze kun je niet verplaatsen. Je herkent dit onderdeel in de FeatureManager aan de aanduiding (f) vóór de naam van het onderdeel. 8
Klik in de CommandManager op Rotate Component.
Versleep nu één voor één de wielen, zodat die in de juiste richting ten opzichte van de as komen te staan. Het vereist enige handigheid om de wielen goed geroteerd te krijgen. Het hoeft echter niet al te nauwkeurig: als de richting maar ongeveer klopt. klik in de PropertyManager op OK. Oefening 7: Samenstelling
92
9
Klik nu in de CommandManager op Mate.
In de PropertyManager kun je nu, bij Mate selections, onderdelen uit het model selecteren. Dit moet zeer zorgvuldig gebeuren. Maak je een fout, verwijder het geselecteerde element dan door het in het roze vlak aan te klikken, en op het toetsenbord op te drukken.
10
Druk op de middelste muisknop (scroll-wieltje) en houd deze ingedrukt. Roteer het beeld zodanig dat je het linker uiteinde van de as goed kunt zien. Selecteer nu de edge het uiteinde van de as edge is de rand van ronde vlakje, dus niet ronde vlak zelf!).
Oefening 7: Samenstelling
van (de het het
93
11
Druk weer op de middelste muisknop (scrolwieltje) en roteer het beeld zodanig dat je ín de naaf van het linker wiel kijkt. Klik hier de verdiept liggende edge aan (zie illustratie).
12
Zodra je de tweede edge aangeklikt hebt, verplaatst het wiel zich: de twee edges die je geselecteerd hebt worden precies op elkaar gelegd.
13
Klik twee keer op OK om het Mate-commando te beëindigen.
Achtergrond: Mates
Mates gebruik je in een assembly om twee onderdelen precies op de juiste plaats te leggen. Mates lijken erg op relaties die je in sketches gebruikt. Ook daar kun je twee elementen selecteren waar je vervolgens iets mee doet. De mate die je nu gebruikt hebt heet Coincident (Samenvallend). Je hebt deze echter niet aan hoeven te klikken. Meestal kiest SolidWorks zelf de juiste mate, afhankelijk van de twee elementen die je geselecteerd hebt. Om een mate aan te maken selecteer je altijd twee elementen, die bij twee verschillende onderdelen horen. Je kunt dus niet bijvoorbeeld twee edges van hetzelfde part selecteren. Om de juiste onderdelen te selecteren zal je vaak het model tussentijds moeten roteren.
Achtergrond: mates: het lukt niet!
Oefening 7: Samenstelling
Het belangrijkste bij het maken van mates is dat je de juiste onderdelen selecteert. Tijdens het maken van de mate zie je steeds wat er gebeurt. Klik pas op OK wanneer je zeker weet dat je de juiste elementen geselecteerd hebt. 94
Heb je een verkeerd element geselecteerd, dan kun je dat in de PropertyManager verwijderen (zie ook stap 9). Heb je een mate aangemaakt, die achteraf toch niet blijkt te kloppen? In de FeatureManager kun je deze terugvinden, in het mapje Mates.
Door met de rechter muisknop op een mate in dit mapje te klikken, kun je deze wijzigen (met Edit Feature) of verwijderen. Achtergrond: de richting van onderdelen.
Bij stap 8 hebben we de onderdelen ongeveer in de juiste positie gezet. Dit is een belangrijke stap. Bij het maken van een mate zoekt SolidWorks namelijk naar de ‘makkelijkste’ oplossing. Dat betekent dat wanneer het wiel verkeerdom had gestaan, het ook verkeerdom op de as zou zijn geplaatst. Dat daarbij materiaal van de twee onderdelen door elkaar zou lopen, ziet SolidWorks niet Het is daarom verstandig om onderdelen eerst handmatig ongeveer op de juiste plaats te zetten. Mocht een onderdeel toch verkeerdom ‘gemate’ worden, dan vind je in de PropertyManager twee knopjes: Align en Anti-align. Hiermee kun je de richting van een onderdeel achteraf nog veranderen.
14
We gaan nu een tweede mate aanleggen, tussen de andere kant van de as en het andere wiel. Klik weer in de CommandManager op Mate.
Selecteer de edge van het rechter uiteinde van de as.
Oefening 7: Samenstelling
95
15
Selecteer nu de binnenste edge in het andere wiel. Ook nu weer zie je dat het wiel zich verplaatst.
16
Klik twee keer op OK.
17
Klik in de Standard-toolbar op Save, en sla het bestand op met als naam: ascompleet.sldasm
Achtergrond: opbouw van een assembly
We hebben nu een assembly gemaakt die bestaat uit de as en twee wielen. Misschien vraag je je af waarom we dat gedaan hebben, en we niet begonnen zijn met de behuizing van de trein. De reden daarvoor is dat we deze as met wielen vaak gaan gebruiken. In de locomotief komt deze combinatie al twee keer voor, maar ook in de wagons wordt die gebruikt. Door er nu eerst een assembly van te maken (we spreken dan van een sub-assembly) kunnen we de complete as vanaf nu als één onderdeel behandelen.
18
Nu gaan we de assembly van de hele trein maken. Open een nieuw bestand, door in de Standardtoolbar op New te klikken.
Oefening 7: Samenstelling
96
Kies als soort bestand een Assembly.
Klik op OK. 19
commando Insert Component wordt automa-
Het
tische gestart.
Klik op Browse, en zoek het bestand huislocomotief.sldprt op.
Wordt het commando Insert Component niet automatisch gestart, klik dan in de CommandManager op Insert Component.
20
Plaats het bestand in de assembly door op een willekeurige plaats in het grafische gebied te klikken.
Oefening 7: Samenstelling
97
21
Klik op Insert Component
Plaats nu de as met wielen (as-compleet.sldasm) op een willekeurige plaats in de assembly.
Achtergrond: Bestanden selecteren.
Als het bestand as-compleet.sldasm nog geopend was, zie je het meteen in de PropertyManager staan, en kun je het selecteren. Had je het bestand al gesloten, klik dan op Browse (zie ook stap 20). Waarschijnlijk zie je nu in het menu dat verschijnt alleen de parts die je gemaakt hebt, maar niet de assembly met de as en wielen. Om de assembly zichtbaar te maken, moet je in het menu de optie Files of type veranderen. Staat deze ingesteld op Part, wijzig die dan in Assembly of in All Files.
22
Klik op Mate.
Selecteer de twee vlakken zoals hiernaast in de illustratie te zien is. Let op: nu selecteren we vlakken (faces), en géén edges, zoals in het vorige voorbeeld.
Oefening 7: Samenstelling
98
23
De as wordt nu gedraaid, en schuift in het gat. Het kan echter zijn dat je eerst in de PropertyManager nog op het knopje Concentric moet klikken.
Klik twee keer op OK
Probeer met Move Component de as te verplaatsen. Merk op dat (door de mate die je zojuist aangemaakt hebt) alleen verplaatsing in het verlengde van de as mogelijk is.
24
Om de as juist te plaatsen is een tweede mate noodzakelijk. Klik in de CommandManager op Mate
25
Selecteer als eerste vlak de zijkant van de locomotief.
Oefening 7: Samenstelling
99
26
Roteer het model nu (middelste muisknop/scrollwieltje) zodat je tegen de binnenkant van het wiel aankijkt. Selecteer het vlak zoals in de illustratie hiernaast te zien is.
27
SolidWorks gaat er nu van uit dat je beide vlakken wilt laten samenvallen, maar dat is niet de bedoeling: er moet een afstand van 2mm tussen blijven. Klik in de PropertyManager op Distance.
Vul achter deze knop 2mm in.
Oefening 7: Samenstelling
100
28
Klik twee keer op OK om het Mate-commando te beëindigen.
29
Nu moet de achterste as in de assembly toegevoegd worden. Volg daarvoor nogmaals de stappen 21 tot 28, maar nu dus voor de achterste gaten in de behuizing.
30
Tot slot moet de schoorsteen aan de assembly toegevoegd worden. Haal met Insert Component twee parts binnen: 1. Schoorsteen.sldprt 2. Link.sldprt Plaats deze parts op een willekeurige plaats in de assembly.
Oefening 7: Samenstelling
101
31
Selecteer de twee vlakken zoals hiernaast te zien is. Houd op het toetsenbord de -toets ingedrukt om de twee vlakken gelijktijdig te kunnen selecteren.
32
Klik nu in de CommandManager op Mate
Je ziet dat de schoorsteen zich nu naar de locomotief verplaatst.
Achtergrond: van mates 33
aanmaken
Merk op dat het, zoals wel vaker in SolidWorks, niet uitmaakt of je eerst het Mate-commando geeft, en daarna de elementen selecteert, of dit, zoals hierboven, in omgekeerde volgorde doet.
Klik één keer op OK. Je blijft nu in het Matecommando, en kunt meteen een volgende mate aanmaken.
Oefening 7: Samenstelling
102
34
Versleep de schoorsteen, zodat die iets boven de locomotief uitsteekt, ongeveer zoals in de illustratie hiernaast te zien is.
Achtergrond: van onderdelen
verslepen
Om een onderdeel in een assembly te verplaatsen kun je, zoals we eerder gezien hebben, het commando Move Component gebruiken. Maar eigenlijk heb je dit commando vrijwel nooit nodig. Meestal kun je een onderdeel ook verslepen zonder eerst op Move Component te klikken. Dat kan zelfs terwijl het Mate-commando actief is, zoals in dit voorbeeld. Versleep je het onderdeel met de rechter muisknop, dan heeft dat hetzelfde effect als wanneer je Rotate Component gebruikt.
35
Nu moet de link tussen de as en de schoorsteen aangebracht worden. Roteer het hele model door de middelste muisknop (scroll-wieltje) in te drukken, zodat je de onderkant goed kunt zien.
Oefening 7: Samenstelling
103
36
Selecteer de twee vlakken zoals hiernaast te zien is. De twee onderdelen bewegen naar elkaar toe, klik op OK om de mate aan te maken.
37
Selecteer de twee vlakken zoals hiernaast te zien is. De twee onderdelen bewegen opnieuw naar elkaar toe.
38
Klik op OK om de mate aan te maken.
Oefening 7: Samenstelling
104
39
Je ziet nu dat de link niet netjes in het middel van de as zit. Hiervoor maken we een laatste mate aan. Selecteer de twee vlakken zoals hiernaast te zien is, klik in de PropertyManager op Distance, en geef een afstand van 3mm op.
40
Klik twee keer op OK om de mate aan te maken en het Mate-commando te beëindigen.
Roteer de locomotief in een normale positie. Klik op: klik in de View-tooolbar op Standard View en daarna op Trimetric.
41
Versleep nu met het voorwiel. Het draaien, en je schoorsteen van op en neer gaan.
de muis wiel gaat ziet de de trein
Oefening 7: Samenstelling
105
42
Klik in de Standard-toolbar op Save, en sla het bestand op met als naam: trein.sldasm
Achtergrond: mechanismen in SolidWorks
Wanneer je in een sketch relaties aanmaakt, is het doel de sketch volledig te bepalen, zodat de onderdelen niet meer kunnen bewegen. Het doel van mates in een assembly is anders. Hierbij gaat het er niet om een onderdeel helemaal vast te leggen. Je wilt alleen de begrenzingen van de mogelijke beweging aangeven. Met elke mate die je toevoegt, zal een onderdeel minder kunnen bewegen, totdat alleen de beweging overblijft die het onderdeel ook in het echt kan maken. Zoals je in het voorbeeld hierboven gezien hebt, kun je op die manier heel eenvoudig redelijk complexe bewegende mechanismen maken. De beweging die je in het model ziet is zo een goede test voor de beweging die het product in het echt kan maken.
43
Roteer het model zo dat de de onder-achterzijde van de locomotief goed kunt zien.
44
Versleep nu het achterwiel, zodat het gaat draaien. Je ziet nu dat de as bij elke omwenteling door de behuizing van de locomotief heen loopt.
Oefening 7: Samenstelling
106
Achtergrond: botsen van onderdelen.
Soms is het moeilijk om te zien of twee onderdelen botsen of niet. SolidWorks heeft hiervoor een hulpmiddel: klik in de CommandManager op Move Component, en klik vervolgens in de PropertyManager de optie Collision Detection aan.
Versleep nu een element, in dit voorbeeld het wiel. Zodra er nu twee onderdelen botsen, lichten deze groen op, en klinkt er een piep. Je weet dan precies bij welke onderdelen een probleem zit. 45
Het is duidelijk dat de achteras niet op de juiste plaats zit. De gaten in het huis moeten dus verplaatst worden. Open hiervoor het bestand Huis-locomotief.sldprt. De handigste manier om dit te doen is door in de FeatureManager met de rechter muisknop op het onderdeel te klikken, en Open Part te kiezen. (Kies niet Edit Part, hier komen we later op terug)
46
Zoek het feature op met de gaten voor de as. Je kunt deze vinden door met de muis over alle features in de FeatureManager heen te bewegen. De features lichten dan één voor één rood op. Klik met de rechter muisknop op het feature van de gaten en kies Edit Sketch.
Oefening 7: Samenstelling
107
47
Dubbelklik in de sketch op de maat 10 en verander deze in 15. Klik op OK.
Dubbelklik nu op de maat 70, en verander die in 65 Klik op OK.
48
Sluit de sketch door in de CommandManager op Exit Sketch te klikken.
49
Ga nu terug naar de assembly van de trein. Deze is nog geopend. Klik op het pull-down menu Window,
50
SolidWorks ziet nu dat er een onderdeel van de assembly gewijzigd is, en vraagt of je deze wijziging in de assembly wilt doorvoeren. Klik op Yes. (Na 10 seconden gebeurt dat automatisch).
Oefening 7: Samenstelling
108
51
Draai nu opnieuw de wielen. Er zijn nu geen botsingen meer tussen de onderdelen. Achtergrond: van onderdelen
wijzigen
In het voorbeeld hiervoor heb je gezien dat wanneer je een onderdeel verandert, deze veranderingen automatisch in de assembly worden overgenomen. Je hoeft daarvoor dus niets te doen. In de illustratie bij stap 45 is je misschien opgevallen dat je kunt kiezen tussen Open Part en Edit Part. Open part hebben we gezien: het bestand wordt geopend, en je kunt dit bewerken zoals je gewend bent.
Edit part is een andere functie. Ook hiermee wordt het bestand geopend,
maar de assembly blijft zichtbaar. Dit kan soms handig zijn, bijvoorbeeld als je relaties naar andere onderdelen in de assembly wilt maken. Dit is een geavanceerde mogelijkheid van SolidWorks, die in deze tutorial niet behandeld wordt. Heb je toch de Edit Part gekozen, dan zie je dat het onderdeel blauw wordt, en de rest van de assembly transparant-grijs. Om weer terug te komen in de assembly, klik je in de CommandManager op Edit Component.
Achtergrond: beheer van bestanden
Je hebt gezien dat wanneer een onderdeel van een assembly gewijzigd wordt, deze wijziging automatisch doorgevoerd wordt in de assembly. Kortom: er is een link tussen beide bestanden. Dat betekent dat de assembly precies moet weten waar de onderdelen staan. Ga je nu in de Windowsverkenner een onderdeel verplaatsen, of een andere naam geven, dan gaat het mis. De assembly weet dan niet meer waar dat onderdeel gebleven is, en zal foutmeldingen geven, die niet altijd eenvoudig op te lossen zijn. Daarom: als je echt een onderdeel wilt verplaatsen naar een andere folder, of een andere naam wilt geven, doe dit dan niet in Windows-verkenner maar in SolidWorks. Gebruik het commando Save As, en geef een andere naam of locatie op. De relaties met de andere onderdelen zullen dan behouden blijven.
Samenvatting
In deze oefening heb je geleerd om een assembly te maken: je voegt meerdere onderdelen samen, en je zorgt met mates dat deze precies op de juiste plaats terecht komen. Verder heb je gezien hoe je bewegingen in producten kunt vastleggen.
Oefening 7: Samenstelling
109
Oefening 8: Het maken van een technische tekening Nu we de parts en de assembly van de trein klaar hebben, kunnen we tekeningen van de 3D-modellen gaan maken. We zullen zien dat dat in SolidWorks erg eenvoudig gaat. Bij het maken van tekeningen krijg je te maken met veel instellingen van SolidWorks: hoe is de teksthoogte ingesteld, hoe worden pijlpunten weergegeven enzovoort. Nu is het mogelijk dat dit door een systeembeheerder allemaal al goed ingesteld is, maar dat zal niet altijd het geval zijn. Het kan dan zijn dat jouw tekeningen er anders uit zien dan de voorbeelden in deze oefening. Je zal dan zelf een aantal instellingen moeten wijzigen. Daarvoor is in dit hoofdstuk ook een lijst met de belangrijkste instellingen opgenomen. 1
Open een nieuw bestand, door in de Standardtoolbar op New te klikken.
Kies als soort bestand een Drawing.
Klik op OK.
2
Mogelijk verschijnt nu een menu waarin je aan aantal instellingen kunt maken. Als dat zo is, klik dan op OK, we komen bij stap 8 terug op dit menu.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
110
3
Er verschijnt nu een tekenkader, en in de PropertyManager wordt het commando Model View automatische gestart. Je ziet dan het scherm zoals dat hiernaast te zien is. Merk verder op dat er in de CommandManager nu een nieuwe reeks knoppen getoond wordt onder Drawings. Enkele van deze commando’s zullen we hierna zien.
4
Klik in de PropertyManager op Browse, en zoek het eerste onderdeel op dat je gemaakt hebt: huislocomotief.sldprt. Zodra je dit gedaan hebt, kun je in de tekening meteen het eerste aanzicht plaatsen. Zorg dat de instellingen in de PropertyManager hetzelfde zijn als in de illustratie hiernaast. Klik nu ergens in de tekening om het aanzicht te plaatsen.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
111
5
Meteen hierna start SolidWorks het commando Projected View. Hiermee kun je in elke richting een aanzicht van het eerste, bestaande aanzicht afleiden. Beweeg de muis rondom het eerste aanzicht om te zien wat er gebeurt, en klik rechts ervan om het voor/achter-aanzicht te plaatsen.
6
Het commando blijft actief. Klik nu nog een keer boven het eerste aanzicht om een bovenaanzicht te plaatsen.
7
Klik nu op OK om het commando Projected View af te sluiten.
Achtergrond: niet!
Het
lukt
Bij het maken van technische tekeningen ben je, meer dan bij andere onderwerpen in SolidWorks, afhankelijk van de instellingen van het programma. Om die reden kan het zijn dat dingen niet lukken, of er anders uitzien dan hiervoor beschreven is. We noemen enkele veel voorkomende problemen. 1. Volgens de standaardinstellingen start SolidWorks automatisch het commando Model View om het eerste aanzicht te plaatsen (stap 2). Gebeurt dat niet, start het commando dan handmatig door in de CommandManager eerst op Drawings te klikken om de juiste knoppen te tonen, en daarna op Model View.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
112
2. Na het Model View-commando, start SolidWorks automatisch het commando Projected View. Hiermee wordt, volgens de ingestelde projectiemethode, een aanzicht van een bestaand aanzicht afgeleid. Wanneer dit commando niet automatisch start, klik dan op het eerste geplaatste aanzicht, en klik vervolgens in de CommandManager op Projected View.
3. Wanneer het niet lukt om het eerste aanzicht te plaatsen, let dan op het volgende: het kader om de tekening heen, dat je bij stap 2 te zien krijgt, moet grijs zijn. Is dit kader blauw, doe dan het volgende: a. Breek het commando Model View af door in de PropertyManager op op het rode kruisje te klikken.
b. Klik met de rechter muisknop ergens op het tekenvel (niet op een element) c.
Kies in het menu Edit Sheet, het kader wordt nu grijs.
d. Start nu opnieuw het commando Model View, en volg de tutorial vanaf stap 2. Achtergrond: koppeling tekening en model
Het is belangrijk dat je weet dat de tekening en het model aan elkaar gekoppeld zijn, net zoals parts aan een assembly gekoppeld zijn. Verander je het model, dan verandert de tekening automatisch mee! Het is dus geen probleem om al tekeningen te maken als je model nog niet helemaal klaar is.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
113
8
Nu moeten we en paar instellingen controleren of wijzigen. Klik met de rechter muisknop ergens op het tekenvel (niet op een aanzicht). Kies in het menu de optie
Properties.
9
In dit menu moet je drie belangrijke instellingen controleren en eventueel wijzigen: 1. Scale: stel hier de gewenste schaal in, in ons geval 1:1 2. Type of projection: in Nederland wordt vooral Third Angle Projection (Amerikaanse Projectie) gebruikt, in veel andere landen wordt First Angle Projection (Europese Projectie) gebruikt. 3. Sheet Format/Size: Kies het gewenste papierformaat, in ons geval A3. Klik op OK. De gewijzigde instellingen zijn nu in de tekening te zien.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
114
10
Het zijaanzicht gaan we nu vervangen door een doorsnede. Eerst gooien we het zijaanzicht weg. Klik ergens in het zijaanzicht, en druk vervolgens op het toetsenbord op Klik in het menu dat verschijnt op Yes.
11
Klik in de CommandManager op Section View.
12
In het bovenaanzicht tekenen we nu de doorsnedelijn. Dit vereist enige behendigheid. Houd de muis stil boven het middelpunt van de linker verticale lijn (niet klikken!), beweeg de muis daarna horizontaal naar links, zodat er een stippellijn verschijnt. Klik voor het eerste punt van de doorsnedelijn links naast het aanzicht, terwijl de stippellijn zichtbaar is. Verschijnt de stippellijn niet, doe dan het volgende: 1. Breek het commando af. 2. Selecteer het aanzicht door er in te klikken. 3. Klik opnieuw op Section View. 4. Probeer de doorsnedelijn opnieuw te tekenen.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
115
13
Trek de doorsnedelijn nu naar rechts, en klik voor het tweede punt rechts naast het aanzicht.
Achtergrond: doorsneden
Wanneer je een doorsnede maakt, moet de doorsnede aan beide zijden bijten de tekening uitsteken, vandaar de stappen 11 en 12, die misschien wat omslachtig lijken. Wanneer je precies op het middelpunt van de buitenste lijn van het aanzicht zou klikken, heeft dat twee (ongewenste) gevolgen: 1. De pijlen die de doorsnede aangeven komen door het aanzicht heen te staan, en zijn later niet (of alleen heel moeilijk) te verplaatsen. 2. SolidWorks zal denken dat je niet een hele, maar een gedeeltelijke doorsnede wilt maken. Daarvoor verschijnt dan de onderstaande mededeling:
Als je deze mededeling zien, maar wel een volledige, ‘normale’ doorsnede wilt maken, klik dan op No. Achtergrond: tekenen in een technische tekening
Het tekenen in een technische tekening (zoals de doorsnedelijn hiervoor) gaat eigenlijk precies hetzelfde als het tekenen in een sketch. Je hebt hiervoor gezien dat je ook gebruik maakt van relaties. Deze relaties kun je, net als in een sketch achteraf eventueel wijzigen, verwijderen of toevoegen. Je zal bij het maken van een tekening in SolidWorks meestal niet veel zelf tekenen. Aanzichten, doorsneden en dergelijke worden immers automatisch gegenereerd. Bedenk dat wanneer je wel iets zelf moet tekenen dit precies hetzelfde gaat als in een sketch, met dezelfde commando’s en opties.. Wanneer je een element binnen een aanzicht tekent, zoals de doorsnedelijn hierboven, dan hoort dat onderdeel bij dat aanzicht. Verplaats je later het aanzicht, dan gaat het onderdeel dat je getekend hebt automatisch mee.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
116
14
De doorsnede hangt nu aan de muis. Plaats deze onder het bovenaanzicht door daar te klikken.
15
Staat de doorsnede ondersteboven? Selecteer deze dan door er op te klikken, en klik dan in de PropertyManager op Flip Direction.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
117
16
Je ziet nu dat het vooraanzicht niet op één lijn staat met de doorsnede, wat natuurlijk wel de bedoeling is. Klik met de rechter muisknop op het vooraanzicht, en kies Alignment > Align
Horizontal by Origin
17
De cursor verandert van vorm. Klik nu op de doorsnede. Het aanzicht komt nu op gelijke hoogte als de doorsnede te staan.
Achtergrond: van aanzichten.
uitlijnen
Wanneer je Amerikaanse of Europese projectie gebruikt, staan aanzichten en doorsneden altijd in lijn met elkaar. SolidWorks doet dit meestal automatisch, bijvoorbeeld wanneer je het commando Projected View gebruikt. In het voorbeeld hierboven was de uitlijning verbroken doordat we een aanzicht weggegooid hebben en een doorsnede gemaakt hebben. Daarom moesten we de uitlijning handmatig herstellen. Wanneer aanzichten of doorsneden uitgelijnd zijn, kun je ze nog wel op je tekenvel verplaatsen, maar die verplaatsing is beperkt, of een ander aanzicht zal meebewegen. Probeer dit uit door de aanzichten en doorsnede te verslepen. Soms wil je de uitlijning juist verbreken, zodat je bijvoorbeeld een doorsnede op een willekeurige plaats op je tekenvel kunt plaatsen. Klik dan met de rechter muisknop op een aanzicht of doorsnede, en kies Alignment > Break Alignment.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
118
18
Klik met de rechter muisknop op het bovenaanzicht, en kies in het menu Tangent Edge > Tangent Edges Removed. Herhaal dit voor de doorsnede en het vooraanzicht.
Achtergrond: Edges
Tangent
In de aanzichten, zoals je die tot stap 17 zag, waren de overgangen tussen platte en gebogen vlakken (bijvoorbeeld waar een fillet (afronding) gemaakt was) met een dikke lijn aangegeven. Dit heet in SolidWorks de Tangent Edges. Normaalgesproken worden deze overgangen in technische tekeningen niet weergegeven, vandaar dat we de Tangent Edges in stap 17 onzichtbaar hebben gemaakt. Of in jouw tekening de Tangent Edges ook zichtbaar waren, is afhankelijk van de instellingen van SolidWorks.
19
In de doorsnede moet nu een hartlijn door het gat van de schoorsteen getekend worden. Zorg dat er geen aanzicht of doorsnede geselecteerd is (herkenbaar aan een groen kader om het aanzicht heen). Zoom in op dit gedeelte van de tekening.
20
Klik in de CommandManager op Annotations om de juiste knoppen zichtbaar te maken, en daarna op Centerline. Daarvoor moet je mogelijk het verlengde menu openen.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
119
Klik nu één voor één de twee verticale lijnen van het gat aan. 21
De centerline meteen geplaatst.
wordt
Achtergrond: centerlines
Het plaatsen van centerlines in de tekening is, zoals je ziet, eenvoudig. Er is echter één ding waar je op moet letten: is er een aanzicht of doorsnede geselecteerd op het moment dat je op het commando Centerline klikt, dan worden automatisch in alle ronde vormen centerlines geplaatst. Dat zijn er waarschijnlijk veel te veel, zodat je veel lijnen weg zal moeten gooien. Het weggooien van overtollige centerlines doe je eenvoudig door de centerline aan te klikken, en vervolgens op het toetsenbord op te drukken. Merk verder op dat het commando Centerline dat je onder Annotations vindt een heel ander commando is dan de Centerline die je bij een sketch gebruikt.
22
Om hartlijnen in een rond gat, of in het midden van een afronding te plaatsen, gebruik je het commando Center Mark dat je ook onder Annotations vind.
Klik de cirkel aan en het centermark verschijnt automatisch.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
120
Achtergrond: Marks
Center
Het plaatsen van Center Marks is al net zo eenvoudig als het plaatsen van Centerlines. Afhankelijk van de instellingen van SolidWorks is het mogelijk dat centermarks automatisch in alle ronde elementen geplaatst worden. Mogelijk zijn dat er veel te veel, en zul je er enkele weg moeten gooien. De maat van een centermark kun je desgewenst wijzigen in de PropertyManager. Vink daarvoor de optie Use document defaults uit, en wijzig de maat.
23
Zoom in op het gat voor de schoorsteen in de doorsnede. Hiervan willen we nu een detail tekenen. Teken in de doorsnede een cirkel, zoals hiernaast te zien is. Gebruik hiervoor het normale cirkelcommando, dat je ook in sketches gebruikt.
24
Zorg dat de cirkel geselecteerd is (groen). Na het tekenen is dat automatisch het geval. Klik anders de cirkel nog een keer aan. Klik nu in de CommandManager eerst op Drawings om de juiste knoppen te zien, en daarna op Detail View.
Het detail hangt nu aan de cursor, en deze kun je ergens op het tekenvel plaatsen. Achtergrond: tekenen op schaal
Het instellen van de juiste schaal werkt in SolidWorks voor alle aanzichten, doorsneden en details hetzelfde. In de eerste plaats heb je een schaal ingesteld in de eigenschappen van het tekenvel. Dit heb je gedaan bij stap 7 en 8. Wanneer je nu een aanzicht (of doorsnede of detail) aanklikt, zie je in de PropertyManager een menu Scale. Hierin kun je een keuze maken uit drie opties:
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
121
5. Use parent scale: gebruik dezelfde schaal als het aanzicht waar het aanzicht van afgeleid is. Dit is bijvoorbeeld bij een doorsnede handig. 6. Use sheet scale: gebruik de schaal die je in de eigenschappen van het tekenvel ingesteld hebt (zie stap 7 en 8) 7. Use custom scale: stel zelf een schaal in. 25
Nu gaan we de gegevens in het tekeninghoofd invullen. Klik met de rechter muisknop ergens op een leeg gedeelte van het tekenvel. Kies Edit Sheet Format. De tekening zelf verdwijnt nu, en het tekenkader wordt blauw in plaats van grijs.
26
Je kunt het kader nu aanpassen zoals je wilt. Gebruik hiervoor de normale sketch-commando’s. Om bijvoorbeeld je naam in te vullen, klik je in de CommandManager eerst op Annotations, en daarna op Note.
Plaats de tekst waar je die wilt hebben. 27
Vervolgens kun je de tekst invoeren groter en kleiner maken, enzovoort. Ben je klaar, klik dan op OK.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
122
28
Heb je de wijzigingen doorgevoerd, klik dan weer met de rechter muisknop ergens op een lege plek in het tekenvel, en kies Edit Sheet. De tekening verschijnt nu weer. Achtergrond: instellingen
Zoals we al eerder gezegd hebben, ben je bij het maken van technische tekeningen erg afhankelijk van de instellingen van SolidWorks. Werk je op school, dan kan het zijn dat de instellingen helemaal aangepast zijn aan de Nederlandse standaarden. Werk je echter thuis met de Student Kit van SolidWorks, dan is dat niet het geval, en zal je zelf een aantal aanpassingen in de (Amerikaanse) instellingen moeten maken. Hieronder volgt een lijst met de (belangrijkste) aanpassingen voor de tekeningen die we in deze tutorial maken. Maak je uitgebreidere tekeningen, waarin je meer mogelijkheden van SolidWorks gebruikt, dan zal je ook meer instellingen moeten wijzigen. Klik in de Standard-toolbar op Options
Er verschijnt nu een groot menu, met twee tab-bladen: System Options en Document Properties. Ga naar de tweede tab. Je ziet nu links een kolom met de verschillende onderwerpen, en rechts de bijbehorende instellingen. 1. Klik in de linker kolom op Detailing > Dimensions a. Vink de bovenste optie, Add parenthesis by default, uit. b. Verander bij Arrows het soort pijlpunt in een gesloten pijl (tweede uit de lijst.
2. Klik in de linker lijst op Detailling > Arrows. Zorg dat de maten in het bovenste gedeelte overeenkomen met de illustratie hieronder.
3. Klik in de linker lijst op Detailling > Annotations Font. a. Klik in de lijst die rechts verschijnt op Note. Wijzig in het menu dat verschijnt het font in SWIsop1, en de teksthoogte in 3.5mm. Klik daarna op OK.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
123
b. Klik in de lijst op Dimension, maak hier dezelfde wijzigingen als hierboven. c.
Klik in de lijst op Tables, maak hier dezelfde wijzigingen als hierboven.
4. Klik in de linker lijst op Line Font a. Klik in de lijst die rechts verschijnt op Visible Edges, verander daarnaast Thickness in Thick.
b. Klik op Section Line, en verander de Style in Thin/Thick chain. Laat de Thickness ongewijzigd op Thin staan. Klik tot slot op OK om de instellingen op te slaan.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
124
29
Nu de instellingen kloppen, kan de tekening bemaat worden. Klik in de CommandManager op Annotations en vervolgens op Model Items.
Wijzig in de PropertyManager de volgende instellingen: 1. Selecteer bij Source: En-
tire model
2. Vink de optie Import items into all views aan 3. Zorg dat bij Dimensions het eerste knopje (Marked for drawings) ingedrukt is.
30
Klik op OK
Er wordt nu een groot aantal maten in de tekening gezet
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
125
31
Bekijk nu per aanzicht, doorsnede en detail welke maten je wilt houden, en welke weg moeten. Klik maten die je wilt verwijderen aan, en druk op het toetsenbord op . Verschuif vervolgens de maten zodat ze op de juiste plaats komen te staan. Zorg dat de tekening er ongeveer uit komt te zien zoals hiernaast te zien is.
Achtergrond: bematen 1
Bij stap 29 hebben we maten in de tekening geplaatst. Deze maten heeft SolidWorks niet zelf bedacht. Het zijn namelijk de maten die je zelf gebruikt hebt bij het 3D-modelleren van het part: bij het maken van sketches en bij het definiëren van features. Deze maten worden dus eigenlijk vanuit het 3Dmodel in de 2D-tekening geïmporteerd. SolidWorks plaatst in elk aanzicht en in elke doorsnede alle maten die daarin aangegeven kúnnen worden. Het is daardoor heel waarschijnlijk dat je een bepaalde maat in meerdere aanzichten tegen komt. SolidWorks weet tenslotte niet in wel aanzicht een maat het beste geplaatst kan worden. Omdat dubbele bematingen in technische tekeningen niet toegestaan zijn, zal je veel van deze maten weer moeten verwijderen, wat we bij stap 30 gedaan hebben. Deze manier van bematen is heel snel. Je hoeft alleen maar te kijken welke maten dubbel zijn, en dus verwijderd moeten worden. Verder moet je de maten een beetje verschuiven zodat de tekening er netjes uitziet. Er is echter een grote MAAR: het importeren van maten heeft alleen zin als je je model goed opgebouwd hebt, en alle sketches fully defined hebt gemaakt. Is dat niet het geval, dan zullen de geïmporteerde maten onbruikbaar zijn voor de technische tekening. In dat geval zit er niets anders op dan de tekening handmatig te bematen: je gebruikt daarvoor het commando Smart Dimensions, dat je ook in sketches gebruikt hebt. Daarmee kun je elke gewenste maat in de tekening plaatsen.
Achtergrond: bematen 2
Wanneer je maten importeert, zoals we hiervoor gedaan hebben, zijn dit sturende maten (driving dimensions). Dat wil zeggen: verander je de waarde van een maat (door er dubbel op te klikken), dan verander je ook het model! Dit is een krachtige mogelijkheid, maar ben er wel bewust van wat een wijziging voor gevolgen kan hebben. Verander je een maat, dan kan er door een of meerdere aanzichten in de
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
126
tekening een arcering verschijnen.
Dit geeft aan dat het model niet up to date is. Klik in de Standard-toolbar op Rebuild om het model te actualiseren.
Plaats je maten handmatig in de tekening, dan zijn deze driven dimensions. Deze hebben geen invloed op het model. 32
We gaan nu de samenstellingstekening maken. Onderaan het tekenvel zie je nu één tab (Sheet1). Klik hier met de rechter muisknop op, en kies Add
Sheet…
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
127
33
Nu verschijnt hetzelfde menu met instellingen dat we eerder bij stap 7 en 8 gezien hebben. Voer hier dezelfde instellingen in: 1. Scale: stel hier de gewenste schaal in: 1:1 2. Type of projection: Third Angle Projection (Amerikaanse Projectie) 3. Sheet Format/Size: A3 - landscape. Klik op OK.
Achtergrond: tekeningen
34
meerdere
Je kunt in SolidWorks natuurlijk elke tekening in een apart bestand plaatsen, maar soms is het handiger om meerdere tekeningen in één bestand te plaatsen, zoals we hier gedaan hebben. Je hebt dan een beter overzicht, en mocht je de instellingen van de tekeningen gewijzigd hebben, dan gelden die ook meteen voor de nieuwe tekening.
Klik in de CommandManager op Drawings en vervolgens op Model View.
Klik in de PropertyManager op Browse en selecteer trein.SLDASM.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
128
35
Klik in de PropertyManager op het knopje Right.
Plaats nu het model. Klik op OK om het commando te beëindigen.
36
Klik met de rechter muisknop ergens op een leeg gedeelte van het tekenvel, en kies properties. Mogelijk heeft SolidWorks de schaal van de tekening nu automatisch aangepast aan de maat van het model. De schaal staat dan op 1:2. Verander dit weer in 1:1. Klik op OK.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
129
37
Teken nu de doorsnede van de samenstelling. Klik op Drawings en daarna op Section View.
Teken de doorsnedelijn zoals hiernaast te zien is. Gebruik als uitgangspunt het midden van een van de onderste verticale lijnen. Zorg dat de doorsnedelijn in elk geval buiten de tekening uitsteekt. Dit heb je al eerder bij stap 11 tot 13 gedaan.
38
Mocht de mededeling hiernaast verschijnen, klik dan op No.
39
Nu verschijnt het menu hiernaast. Vink hier de optie Auto hatching aan. Kilk op OK.
Achtergrond: doorsneden van samenstellingen
Wanneer je een doorsnede van een samenstelling maakt, krijg je enkele extra opties, die je in het menu bij stap 39 ziet. De optie Auto hatching zorgt ervoor dat aangrenzende onderdelen in verschillende richtingen gearceerd worden, zoals dat hoort in technische tekeningen. Met de optie Exclude components, kun je ervoor zorgen dat bepaald onderdelen van de samenstelling niét doorgesneden worden. In technische tekeningen gebeurt dit bijvoorbeeld met bouten, assen, kogels e.d.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
130
40
Plaats nu de doorsnede links naast het aanzicht door daar te klikken.
41
Nu plaatsen we de stuknummers in de tekening. Klik in de CommandManager eerst op Annotations, en daarna op Balloon.
Klik steeds een onderdeel in de assembly aan, en plaats vervolgens het stuknummer.
Achtergrond: mers
stuknum-
Het plaatsen van stuknummers is erg eenvoudig zoals we hiervoor gezien hebben. Een paar opmerkingen hierbij: •
Klik je binnen de contour van een onderdeel, dan verschijnt er een stip aan het uiteinde van de lijn, klik je óp de contourlijn, dan verschijnt er een pijlpunt.
•
Elk onderdeel krijgt automatisch een nummer. Dit kun je niet veranderen.
•
Behalve het commando Balloon heb je ook nog het commando AutoBalloon. Hiermee plaatst SolidWorks de stuknummers automatisch. Je hebt daarbij echter minder controle op hoe de nummers precies geplaatst worden.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
131
42
Tot slot plaatsen we een stuklijst op de tekening. Klik op Annotations, vervolgens op Tables, en daarna op Bill of Materials. Om de knop Tables te vinden moet je mogelijk het verlengde menu openen.
43
Klik nu op een aanzicht op doorsnede op het tekenvel. Het maakt niet uit welke.
44
In de PropertyManager kun je nu talloze zaken instellen. We gebruiken nu alleen de standaardinstellingen, dus klik op OK.
45
Plaats de stuklijst ergens op het tekenvel. Je ziet dat deze voor een groot deel al automatisch ingevuld is.
Achtergrond: stuklijst
De stuklijst is automatisch aan de tekening en het model gekoppeld. Dat wil zeggen: verander je het model, dan verandert de stuklijst automatisch mee. Wil je de stuklijst handmatig aanpassen, dan kan dat ook. Dubbelklik op een cel. De onderstaande waarschuwing verschijnt dan:
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
132
Klik je hier op Yes, dan kun je de cel veranderen. De koppeling met de tekening vervalt daarmee echter: wijzigingen in het model zullen dan niet meer automatisch in de stuklijst opgenomen worden. 46
Klik in de Standard-toolbar op Save, en sla het bestand op met als naam: trein.slddrw
Samenvatting
In deze oefening heb je gezien hoe je van een 3D-model een 2D-technische tekening kunt maken. Tekeningen kunnen veel complexer zijn dan we hier gezien hebben, met veel meer verschillende aanduidingen. Denk bijvoorbeeld aan toleranties en passingen, oppervlaktebewerkingen, lasaanduidingen, geometrische toleranties, enzovoort. Deze onderwerpen vallen echter buiten deze tutorial. Ook zijn er nog veel meer instellingen die je kunt gebruiken om de tekening er precies zo uit te laten zien als je zelf wilt. Alleen de belangrijkste hiervan hebben we genoemd. Je zou nu de tekeningen van alle onderdelen van de trein kunnen maken.
Oefening 8: Het maken van een technische tekening
133
Oefening 9: Het maken van een rendering Heb je eenmaal een mooi model gemaakt, dan wil je daarvan natuurlijk zo realistisch mogelijk kunnen visualiseren. Je gaat dan een zogenaamde rendering van het onderdeel maken. Daarvoor gebruik je een onderdeel van SolidWorks die PhotoWorks heet. PhotoWorks is niet in elke versie van SolidWorks beschikbaar. De Student Kit, die je misschien thuis gebruikt, heeft bijvoorbeeld geen Photoworks. Daarmee kun je deze oefening dus niet maken.
1
Open eerst de assembly van de trein. Klik in de Standard-toolbar op Open, en zoek het bestand trein.sldasm op.
Oefening 9: Het maken van een rendering
134
2
Kijk in de FeatureManager hoe het symbooltje voor de parts er uitziet: is daar een veertje in getekend, zoals in het voorbeeld hieronder?
Zo ja, doe dan het volgende: Klik met de rechter muisknop op de naam van de assembly helemaal boven in de FeatureManager, en kies Set Lightweight to Resolved. Het veertje in het symbooltje verdwijnt nu. Achtergrond: lightweight
Wanneer je een bestaande assembly opent, kan het zijn dat de onderdelen lightweight geopend worden. Je ziet het onderdeel dan wel, maar het wordt niet geopend. SolidWorks weet op dat moment dan ook niet hoe zo’n onderdeel precies in elkaar zit. SolidWorks gebruikt deze techniek om geheugenruimte te besparen en sneller te kunnen werken. Of de onderdelen lightweight geopend worden is afhankelijk van de instellingen van SolidWorks. Wil je een onderdeel wijzigen, dan kan dat niet zolang dat onderdeel lightweight is. Je moet het dan eerst resolved maken: het onderdeel wordt dan helemaal geopend. Vaak gaat dat automatisch en merk je er niets van, maar soms, zoals in het geval hierboven, moet je dat handmatig doen.
3
Controleer nu eerst of jouw versie van SolidWorks wel PhotoWorks heeft, en of die geactiveerd is. Als dat het geval is, zie je zie je in de pulldown menu’s de optie PhotoWorks staan.
4
Staat PhotoWorks niet in de pulldown menu’s, klik dan op Tools > Add-ins. Er verschijnt nu een venster met verschillende add-ins voor SolidWorks. Zoek in de lijst PhotoWorks op, en vink deze optie aan. Klik op OK. Staat PhotoWorks niet in deze lijst, dan beschikt jouw versie van SolidWorks
Oefening 9: Het maken van een rendering
135
niet over PhotoWorks, en kun je deze oefening helaas niet maken. 5
Is PhotoWorks eenmaal geactiveerd, zorg dan dat de toolbar van PhotoWorks zichtbaar is. Misschien staat deze al ergens op het scherm. Zo niet, klik dan met de rechter muisknop op de Standard-toolbar, en vink in de lijst met toolbars die verschijnt de optie PhotoWorks aan.
6
Als laatste, voordat we echt kunnen beginnen, moet je enkele instellingen controleren. Klik in de PropertyManager toolbar op Options.
Controleer of de instellingen overeenkomen met de instellingen hiernaast.
7
Zet perspectief aan: klik in de pull-down menu’s op View > Display > Perspec-
tive
Roteer het model zoals je het wilt hebben door de middelste muisknop in te drukken (scrollwieltje). Zorg in elk geval dat het model recht staat. Of dit het geval is zie je het beste aan de verticale lijnen in het model: die moeten op het scherm ook verticaal lopen.
Oefening 9: Het maken van een rendering
136
8
Klik nu in de PhotoWorkstoolbar op render.
Je ziet nu de rendering volgens de standaardinstellingen van PhotoWorks.
Achtergrond: standaardinstellingen
9
PhotoWorks kent talloze standaardinstellingen. Dat geldt zowel voor materialen, lichtbronnen als scenes (achtergronden). De handigste manier van werken is meestal om standaardinstellingen te kiezen die het dichtst liggen bij wat je wilt bereiken, en die vervolgens te wijzigen zodat de rendering er precies uitziet zoals je hem wilt hebben. In deze oefening werken we ook op die manier.
Klik in de PhotoWorkstoolbar op Scene.
Er verschijnen vensters:
nu
twee
1. Scene editor: hier maak je de instellingen 2. Preview: hier zie je meteen het effect van de wijzigingen die je aanbrengt.
Oefening 9: Het maken van een rendering
137
10
Klik nu in de Scene Editor in de linker kolom op Studios en vervolgens rechts op Blue Backdrop.
11
Het Preview-venster is mogelijk veel te klein: vergroot het door een hoek van het venster te verslepen. Maak het niet te groot, dan duurt het opbouwen van de preview erg lang. Het Preview-venster heeft een aantal eigen knoppen waarmee je kunt in- en uitzoomen. Gebruik deze om het treintje zo goed mogelijk in beeld te krijgen. Zet het model passend in het previewvenster. Zoom in en uit door de muis te verslepen. Sleep een kader om het gedeelte dat je uitvergroot wilt zien.
Oefening 9: Het maken van een rendering
138
12
Ga in de Scene Editor naar de tweede tab: ‘Room’. Verander de volgende instellingen: -
Radius: 350
-
Floor offset: -16
-
Resize ly: uit.
automatica-
Kijk steeds in de preview wat er gebeurt. De Floor offset is belangrijk: deze zorgt ervoor dat het model op de grond staat, en er niet boven zweeft.
13
Onderaan in het venster staat het materiaal voor de vloer: Gradient Floor. Dit gaan we aanpassen. Klik op de knop met de drie puntjes achter Gradient Floor.
Nu kom je in de Material Editor. Hier kun je materialen selecteren en eventueel aanpassen. Wij houden nu hetzelfde materiaal, maar passen wel de instellingen aan, omdat we de ondergrond iets reflecterend willen maken.
Oefening 9: Het maken van een rendering
139
14
Ga naar de tweede tab in de Material Editor: Illumination. Verander de instellingen zoals ze hiernaast te zien zijn. Kijk steeds in de preview om te zien wat het effect van een wijziging is.
Achtergrond: Editor
Material
In de Material Editor stel je materialen in. Je kunt uit vele standaard materialen kiezen in de eerste tab, de Manager. Wil je materiaaleigenschappen aanpassen, dan gebruik je de tweede tab, Illumination. Je vindt daar tien eigenschappen die je kunt wijzigen. Het zelf instellen van materiaaleigenschappen is niet eenvoudig omdat veel eigenschappen met elkaar samenhangen. Zeker in het begin zul je daarom vooral de standaardmaterialen uit de manager gebruiken.
Oefening 9: Het maken van een rendering
140
15
Heb je alles ingesteld, klik dan op Apply, en vervolgens op Close.
Klik nu ook in de Scene Editor op Appy en Close
Klik in de PhotoWorkstoolbar op render om het hele resultaat te zien.
Achtergrond: Scene
We hebben nu de Scene ingesteld. De scene is de ondergrond en achtergrond waar je model in geplaatst wordt. Je kunt uiteraard ook zelf een scene modelleren, maar meestal is dat niet nodig en volstaat een van de standaard scenes, die PhotoWorks heeft. De aanpassingen die we gemaakt hebben zijn allemaal ‘op het oog’ gedaan. Het is meestal niet mogelijk om exacte waarden te bepalen voor de verschillende instellingen. Dat is ook geen probleem. Bij een rendering gaat het er om hoe het er uit ziet, en niet of alles precies klopt. Daarom werk je nu anders dan bij het modelleren: daar moet wel alles precies kloppen!
16
Nu gaan we de kleuren en materialen van de locomotief instellen. Selecteer in de FeatureManager het onderdeel Huislocomotief. Klik in de PhotoWorkstoolbar op Material
Oefening 9: Het maken van een rendering
141
17
Nu verschijnt opnieuw de Material Editor, die we al eerder zagen bij het instellen van de scene. Ga in de linker kolom naar Plastics > Miscellaneous. Selecteer
Plastic.
Blue
Polished
In de preview wordt dit onderdeel nu in het juiste materiaal weergegeven.
18
Ga nu naar de laatste tab in de Material Editor: Color. Als Primary Color is blauw geselecteerd. Klik op het blauwe vlakje om deze kleur te wijzigen. Selecteer de gele kleur (tweede vlakje in de tweede rij).
19
Klik in het kleurselectie venster op OK.
Oefening 9: Het maken van een rendering
142
Klik in de Material Editor op Apply en Close.
20
Het dakje van de locomotief moet nu een andere kleur krijgen. Klik in de FeatureManager op het +-teken voor Huislocomotief. Je ziet nu alle features die in dit part zitten. Selecteer het feature Extrude-Thin1, dit is het dakje van de locomotief. Klik in de PhotoWorkstoolbar op Material
21
Kies in de Material Editor voor Plastics > Smooth > Smooth blue plastic. Klik op Apply. Klik in de PhotoWorkstoolbar op Render om het resultaat te zien.
Achtergrond: instellingen
materiaal-
Hierboven hebben we gezien dat je per part, of per feature materiaaleigenschappen toe kunt kennen. Je kunt echter ook één vlak in het model selecteren, en daaraan materiaaleigenschappen toekennen. Wil je later een materiaal wijzigen, of een materiaalinstelling verwijderen, doe dan het volgende: Naast de FeatureManager en de PropertyManager is bij het activeren van PhotoWorks een extra tab verschenen: de RenderManager.
Oefening 9: Het maken van een rendering
143
In de RenderManager zie je precies wat je ingesteld hebt. Onder Materials vind je alle gebruikte materialen, met daarbij de onderdelen van het model die dat materiaal gebruiken. Wil je een materiaal wijzigen, dan klik je er met de rechter muisknop op, en kies je Edit. Wil je de materiaaleigenschappen van een onderdeel verwijderen, klik dan met de rechter muisknop op dat onderdeel in de lijst, en kies Detach Material. Merk op dat je de Material Editor niet tussentijds hoeft te sluiten om de afbeelding te renderen of om andere onderdelen in de FeatureManager te selecteren. 22
Selecteer nu in de FeatureManager de vier wielen. Houd de -toets op het toetsenbord ingedrukt om meerdere elementen tegelijk te selecteren. Klik in de PhotoWorkstoolbar op Material
Oefening 9: Het maken van een rendering
144
23
De wielen maken we van chroom: selecteer in de Material Editor Metals > Chrome > Chromium Plate Klik op Apply
24
Selecteer tot slot in de FeatureManager de schoorsteen. Geef deze als materiaal Wood > Teak > unfinished teak. Klik op Apply en op Close.
Oefening 9: Het maken van een rendering
145
25
Render het model om het resultaat te beoordelen.
Je ziet dat er nu weinig contrast in de gele vlakken zit.
26
Het laatste onderdeel is de verlichting. Klik in de FeatureManager op het +-teken voor Lights
and Cameras
Je ziet nu welke lichtbronnen er bij het model staan.
Oefening 9: Het maken van een rendering
146
27
Dubbelklik nu op Spot3, en zoom uit. Je ziet nu waar de spot geplaatst is, en waar deze op gericht is.
28
Wijzig in de PropertyManager de Brightness in 0.4 Klik op OK
29
Dubbelklik op Spot 4, en maat daar dezelfde wijziging.
Oefening 9: Het maken van een rendering
147
30
Render het model.
Je ziet nu dat er iets meer contrast in het geel zit, maar dat vooral de chromen wielen erg donker geworden zijn.
Achtergrond: lichtbronnen
soorten
SolidWorks kent vier soorten lichtbronnen 1. Ambient Light: omgevingslicht. Dit is altijd in een bestand aanwezig, en zorgt er bijvoorbeeld voor dat schaduwen niet helemaal zwart worden, maar altijd een beetje verlicht blijven. Ambient light kun je niet toevoegen. 2. Point light: puntlichtbron, geeft in alle richtingen licht, te vergelijken met een gloeilamp 3. Spot light, gericht licht vanuit één punt, te vergelijken met een spot 4. Directional light, gericht licht, te vergelijken met zonlicht. Point, Spot en Directional light kun je zoveel toevoegen aan je scene als je wilt.
Achtergrond: belichtingsschema’s
SolidWorks werkt met belichtingsschema’s, waarin vastligt welke lichtbronnen er zijn, en waar die staan. Bij het kiezen van een scene wordt automatisch het bijbehorende belichtingsschema geopend. Je kunt echter ook een ander belichtingsschema openen. Ga daarvoor in de Scene Editor naar de vierde tab: ‘Lighting’. Klik op de knop Select Lighting Scheme
Oefening 9: Het maken van een rendering
148
31
Open de Scene Editor
Ga naar de derde tab: Back/Foregroud.
32
Vink de optie backgroud color aan.
Use
Render nieuw.
op-
het
model
Je ziet nu dat de wielen veel lichter geworden zijn.
Oefening 9: Het maken van een rendering
149
33
Tot slot kun je het gerenderde beeld in hoge kwaliteit wegschrijven. Klik in de PhotoWorkstoolbar op Render to file
1. Selecteer bij ‘Format’: JPEG picture 2. Geef de maar (in pixels), bijvoorbeeld 1600 x 1200 Klik op Render.
De rendering wordt nu in een bestand weggeschreven.
Samenvatting
In deze oefening heb je gezien hoe je een rendering maakt. Je hebt daarbij de drie onderdelen van een rendering gezien: 1. De scene 2. De materialen 3. De belichting Het maken van een rendering betekent vooral heel veel proberen, en goed naar het resultaat kijken!
Oefening 9: Het maken van een rendering
150
Oefening 10: Zelf modelleren In deze tutorial zijn de belangrijkste onderwerpen uit SolidWorks behandeld. In de oefeningen is steeds aangegeven wat je moest doen. Vanaf nu zal je dat echter zelf moeten bedenken. In deze laatste oefening komen geen nieuwe onderwerpen aan de orde. We gaan een wagon voor de trein modelleren. Nu wordt echter niet meer elke handeling beschreven, maar alleen in grote stappen aangegeven wat je moet doen. Loop je vast, zoek dan terug in deze tutorial waar soortgelijke problemen opgelost worden. Bedenk verder: in de meeste gevallen kun je het gewenste resultaat op meerdere manieren bereiken. Er is niet één methode heilig!
1
Begin met het modelleren van een blok, net als je bij de locomotief gedaan hebt. De afmetingen zijn 100 x 60 x 20. Geef de bovenzijde een fillet met een radius 5
Oefening 10: Zelf modelleren
151
2
Maak nu een sketch op het voorste vlak van het blok, zoals hiernaast te zien is.
2
Geef de vorm een dikte van 4mm.
3
Maak een cilindertje zoals hiernaast te zien is: diameter en hoogte zijn beide 3 mm
Oefening 10: Zelf modelleren
152
4
Modelleer precies dezelfde vorm aan de andere kant van het blok: 1. open weer een sketch op het verticale vlak van het blok 2. Gebruik het commando Convert Entities om de sketch die je bij stap 2 gemaakt hebt te kopieren.
3. Extrudeer de vorm. 4. Modelleer het cilindertje. 5
Gebruik het Shell-feature om de onderzijde hol te maken. Wanddikte 2mm.
6
Modelleer als trekhaak de vorm zoals hiernaast te zien is.
Oefening 10: Zelf modelleren
153
7
Modelleer een cilinder op de trekhaak
8
Modelleer dezelfde vorm aan de andere kant van de wagon. Maak nu alleen geen cilinder maar een gat. Het trekoog zit 1mm hoger dan de trekhaak.
9
Maak tot slot gaten in de zijkanten voor de assen. Gebruik de sketch zoals hiernaast te zien is.
Oefening 10: Zelf modelleren
154
10
Nu moet de bak van de wagon gemaakt worden. Open een nieuw part. Maak een sketch hiernaast te zien is.
zoals
Extrudeer 100mm.
over
deze
11
Geef de hoeken aan fillet van 5mm.
12
Maak de bak hol met een Shell. Wanddikte 2mm.
Oefening 10: Zelf modelleren
155
13
Maak tot slot aan beide zijden een gaatje in de bak. Diameter 3mm.
14
Nu kun je de assembly van de wagon maken. Uiteraard gebruik je dezelfde as met wielen die je ook bij de locomotief gebruikt hebt.
15
Modelleer nu aan de locomotief nog een trekhaak, zoals je dat ook bij de wagon gedaan hebt.
Oefening 10: Zelf modelleren
156
16
Nu kun je de assembly maken van de locomotief met een aantal wagons.
Oefening 10: Zelf modelleren
157
Hoe nu verder? Als je deze tutorial helemaal doorgenomen, kan je aardig met SolidWorks overweg. Je kunt in elk geval de meeste vormen modelleren, je kunt assemblies maken, en daar een technische tekening of een rendering van maken. Toch is in deze tutorial maar een gedeelte behandeld van wat er met SolidWorks allemaal kan. Om een paar voorbeelden te noemen: - SolidWorks kan erg goed met plaatijzer zetten en daar weer uitslagen van maken. - Kunststof producten maken, en daarvan weer spuitgietmatrijzen maken, - Complexe dubbelgekromde vormen maken met behulp van surfaces, - Varianten van een bepaald onderdeel maken. En zo kunnen we nog even doorgaan. Het belangrijkste wat je nu moet doen om een echte SolidWorks-expert te worden, is oefenen, oefenen en nog eens oefenen. SolidWorks is een behoorlijk toegankelijk programma. In de PropertyManager zal je regelmatig opties gezien hebben die niet behandeld zijn. Door dit soort opties uit te proberen kom je er langzaam maar zeker achter wat er allemaal kan. Kom je er niet uit, dan gebruik je de Help-functie, die (weliswaar in het Engels) zeer volledig is, en veel voorbeelden geeft. Onthoud: SolidWorks leer je kennen door problemen op te lossen, niet door problemen uit de weg te gaan! Wil je verder komen met SolidWorks, dan zijn er natuurlijk ook nog andere leermiddelen beschikbaar. Het meest voor de hand ligt de online tutorial. Deze vind je in de pull-down menu’s van SolidWorks, onder Help > Online tutorial. Deze tutorials zijn in het Engels, maar geven wel een snelle kennismaking met verschillende onderwerpen uit SolidWorks.
Hoe nu verder?
158
Dan is er ook nog meer Nederlandstalig materiaal. SolidWorks-Benelux heeft twee Nederlandstalige tutorials beschikbaar in PDF-formaat, die aansluiten op het niveau van deze tutorial: - SolidWorks Studenten Werkboek - SolidWorks Advanced Modelling Je vindt deze tutorials via de website www.solidworks.nl Tot slot is er een Nederlandstalig boek op de markt: ‘Productmodelleren met SolidWorks’, van A. Breedveld. Dit boek behandelt alle onderwerpen van SolidWorks. Beginnende gebruikers van SolidWorks kunnen het boek als tutorial gebruiken, terwijl gevorderde gebruikers het als een naslagwerk kunnen gebruiken. ‘Productmodelleren met SolidWorks’ is uitgegeven door Academic Service, is verkrijgbaar via de boekhandel. ISBN-nummer: 9789039524787.
Hoe nu verder?
159